ECLI:NL:PHR:2006:AW4483

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03457/05 J
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank te Maastricht, die het bezwaarschrift van de klager tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel ongegrond heeft verklaard. De officier van justitie te Maastricht had op 17 juni 2005 bevolen dat van de veroordeelde celmateriaal zou worden afgenomen voor het bepalen van zijn DNA-profiel, conform de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De wettelijke vertegenwoordigers van de veroordeelde hebben hiertegen bezwaar aangetekend, maar de rechtbank heeft dit bezwaar op 6 september 2005 ongegrond verklaard.

De wet biedt de veroordeelde de mogelijkheid om binnen veertien dagen na afname van het celmateriaal een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank dient dit bezwaarschrift zo spoedig mogelijk te behandelen. Echter, de wet staat geen beroep in cassatie open tegen de beschikking van de rechtbank in deze zaak. Dit betekent dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat er geen rechtsmiddel is voorzien tegen de beschikking op het bezwaarschrift.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de wetgever geen mogelijkheid heeft gecreëerd voor een cassatieberoep tegen de beslissing van de rechtbank. De slotsom is dat ieder rechtsmiddel dat tegen de beschikking op het bezwaarschrift wordt ingediend, niet ontvankelijk is. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

Conclusie

Nr. 03457/05 J
Mr Machielse
Zitting 18 april 2006
Conclusie inzake:
[klager]
1. De officier van justitie te Maastricht heeft op 17 juni 2005 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Wet van 16 september 2004 (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, Stb. 465) bevolen dat van veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Aan dat bevel is gevolg gegeven.
Tegen dit bevel en het bepalen en verwerken van het DNA-profiel hebben de wettelijke vertegenwoordigers van veroordeelde een bezwaarschrift ingediend.
Op 6 september 2005 heeft de rechtbank te Maastricht het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
2. Op 21 september 2005 heeft een advocaat tegen deze beslissing cassatie ingesteld. Middelen van cassatie zijn niet ingediend.
3.1. Artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden luidt als volgt:
"1. De veroordeelde kan tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, binnen veertien dagen na de dag waarop zijn celmateriaal is afgenomen onderscheidenlijk de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 6, derde lid, is betekend, een bezwaarschrift indienen bij de rechtbank die in eerste aanleg vonnis heeft gewezen. De zesde afdeling van Titel I van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
2. Het bezwaarschrift is met redenen omkleed.
3. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk.
4. Zolang tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel een bezwaarschrift kan worden ingediend en zolang een ingediend bezwaarschrift niet is ingetrokken of daarop niet is beslist, wordt op basis van het celmateriaal van de veroordeelde geen DNA-profiel bepaald.
5. Indien de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaart, beveelt zij de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd."
3.2. De laatste volzin van het eerste lid bepaalt dat de Afdeling die handelt over de raadkamer van toepassing is zodat het bezwaarschrift in raadkamer wordt behandeld. Het gaat ook in deze zaak om een beschikking die niet op de terechtzitting is gegeven (artikel 138 Sv). Ingevolge artikel 445 Sv staat tegen beschikkingen hoger beroep of beroep in cassatie niet open en is een bezwaarschrift niet toegelaten, dan in de gevallen die in het wetboek zijn aangegeven.
3.3. De wetgever heeft ten behoeve van de veroordeelde voorzien in de mogelijkheid van een bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, maar heeft tegen de beschikking op dat bezwaarschrift geen rechtsmiddel aangewezen. De slotsom moet dan ook zijn dat ieder rechtsmiddel dat tegen de beschikking op zo een bezwaarschrift wordt ingediend niet ontvankelijk is, ook al zou in cassatie tijdig (zie artikel 447 lid 5 Sv) een cassatieschriftuur worden ingediend.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden