ECLI:NL:PHR:2006:AW4479
Parket bij de Hoge Raad
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van poging tot moord en opzettelijk brand stichten met levensgevaar voor anderen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2006 uitspraak gedaan over een verdachte die door het Gerechtshof te 's-Gravenhage was veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor medeplegen van poging tot moord en opzettelijk brand stichten. De feiten vonden plaats op 6 juli 2003 in Delfgauw, waar de verdachte samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van zijn ex-vrouw, met als doel haar te doden. De verdachte had eerder aan medeverdachten een beloning van € 1000 in het vooruitzicht gesteld om de brandstichting uit te voeren. Tijdens de uitvoering van het plan werd de ex-vrouw ernstig verbrand, wat leidde tot levensgevaar voor haar en schade aan de woning.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het Hof in zijn geheel niet onbegrijpelijk was, ondanks dat een onderdeel van de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig werd aangemerkt. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte bewust en nauw had samengewerkt met de medeverdachten en dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie van de verdachte niet konden slagen, en dat er geen gronden waren om de uitspraak van het Hof te vernietigen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.