1 Er is sprake van een opeenvolging van wijzigingen in de (rechts)persoon die de eiser tot cassatie als werkgeefster tegenover zich heeft (gehad), met corresponderende wijzigingen van de naam waarmee die wordt aangeduid. Ik zal de werkgeefster, met voorbijgaan aan de bedoelde, voor deze zaak niet terzake doende wijzigingen, aanduiden als ROC.
2 De feiten blijken uit rov. 3.1 en 3.2 van HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312 en rov. 4.1 - 4.4 van het (daarbij vernietigde) vonnis van de Rechtbank Maastricht van 1 februari 2001.
3 Tevens gepubliceerd in JAR 2003, 89.
4 Dit Besluit, en de bedoelde bijlage, zijn opgenomen in Schuurman en Jordens editie deel 60a-I (2002).
5 Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. De elkaar opvolgende adviezen van de bezwarencommissie functiewaardering zijn als prod. 1 bij de inleidende dagvaarding overgelegd.
6 Vonnis Kantongerecht Heerlen van 3 februari 1999.
7 Vonnis Rechtbank Maastricht van 1 februari 2001.
8 HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312.
9 Het arrest van het hof is van 16 november 2004. De cassatiedagvaarding is van 16 februari 2005.
10 De schriftelijke toelichting namens ROC wijst er tevens, en met recht op, dat in Frankrijk en Duitsland na cassatie dan wel Revision inderdaad aanvulling van feiten aan de hand van een (min of meer) vergelijkbare maatstaf wordt toegelaten, zie: Baumbach c.s., Zivilprozessordnung, 2006, § 563, rndnrs. 5-8; Cadiet - Jeuland, Droit judiciaire privé, 2004, nr. 1305; Guinchard (red.), Droit et pratique de la procédure civile, Dalloz 2002/2003, nr. 6521; Jauernig, Zivilprozeßrecht, 2002, par. 74, VIII 2a; Zöller c.s., Zivilprozessordnung, 2002, § 563, rndnr. 2.
11 Vragen die de rechter ambtshalve mag of moet onderzoeken laten in dit opzicht bijvoorbeeld veel ruimte, HR 3 mei 2002, NJ 2003, 642 m.nt. DA, rov. 4.3; HR 13 november 1998, NJ 1999, 173, rov. 3.2.
12 Bijvoorbeeld: er is nog slechts over aansprakelijkheid gedebatteerd - dan is er veel ruimte voor het alsnog "inbrengen" van argumenten over de te vergoeden schade, HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 683 m.nt. JBMV, rov. 3.7; in dezelfde zin HR 1 november 1996, NJ 1997, 134, rov. 3.3; over nog openstaande "bewijsthema's" mag nader materiaal worden "ingebracht", HR 14 december 1962, NJ 1964, 372, "O. aangaande het vierde middel".
13 Een "beroemd" geval dat dit illustreert is HR 27 november 1981, NJ 1982, 503 m.ntn. EAAL en WHH, rov. 15.
14 HR 22 oktober 1999, NJ 1999, 799, rov. 3.2.
15 Bijvoorbeeld HR 19 december 1980, NJ 1982, 65 m.nt. EAAL, "O. omtrent dit middel", sub 1; Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), Korthals Altes, art. 424, aant. 3; Asser Procesrecht/Veegens - Korthals Altes - Groen, 2005, nr. 200; T&C Burgerlijke Rechtsvordering, 2005, Winters, art. 424, aant. 1 sub d en aant. 5; Asser, Civiele cassatie, 2003, p. 111 -113; Winters, Advocatenblad 2000, p. 692-694; Ten Kate, WPNR 6082, p. 151; Winters, De procedure na cassatie en verwijzing in civiele zaken, diss. 1992, p. 154, 157, 172 e.v.
16 HR 15 november 2002, NJ 2003, 33, rov. 3.2.2; HR 3 mei 2002, NJ 2002, 348, rov. 3.2.
17 Als namens ROC wordt aangevoerd dat er van een tijdelijke, voor een jaar getroffen regeling sprake was ligt enigszins voor de hand dat zo te begrijpen, dat bedoeld wordt dat de regeling daarna niet gecontinueerd is; en ook, ROC hier een argument meent te zien dat afdoet aan de door [eiser] geldend gemaakte aanspraken.
18 Nadere toelichting en onderbouwing na verwijzing is geoorloofd, zie bijvoorbeeld HR 27 april 1990, NJ 1990, 528, rov. 3.2.
19 Een greep uit de bronnen die dit bevestigen: HR 2 december 2005, RvdW 2005, 135, rov. 5.5.2; HR 28 oktober 2005, rechtspraak.nl LJN AU2902, rov. 3.5; HR 3 juni 2005, NJ 2005, 324 m.nt. JBMV, rov. 3.3.1; HR 20 mei 2005, RvdW 2005, 76, rov. 3.3; HR 18 februari 2005, NJ 2005, 283, rov. 3.6, 3.8.3; HR 11 februari 2005, NJ 2006, 44, rov. 4.2.3; Asser Procesrecht/Veegens - Korthals Altes - Groen, 2005, nrs. 103, 121, 169.
20 Bijvoorbeeld: Conclusie van Antwoord in eerste aanleg, p. 4 en 5; Conclusie van Repliek, alinea's 6 en 7; Conclusie van Dupliek, alinea 1; Memorie van Antwoord, 2e bladzij, tweede volle alinea, 5e bladzij, tweede volle alinea en par. 6.
21 Namelijk voor het geval van tijdelijke vervanging van een collega die anders dan wegens vakantie verhinderd is, zie art. I-R1507.
22 Al is men geneigd te denken dat art. 14 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (door mij geraadpleegd in Schuurman en Jordens editie 43 II, 2005), dat ogenschijnlijk wel bij de opsteller van het Rpbo bekend was, een bruikbaar aanknopingspunt biedt. Zie ook Reit, ARAR 2004 Verklaard, p. 201.
23 Bij Memorie na Verwijzing is de vordering iets anders geformuleerd dan - laatstelijk - bij dagvaarding in eerste aanleg. Voor het thans te beoordelen probleem is het nuanceverschil in formulering overigens niet van belang.
24 Daartoe kan hebben bijgedragen dat men erover kan aarzelen, welke subsidiaire vordering hier gekozen zou (moeten) worden: verklaring voor recht, bevel tot herberekening van het verschuldigde, "gewone" vordering tot betaling van salaris en/of schadevergoedingsactie lijken mij alle - deels: gelijktijdig of alternatief - denkbaar.
25 Er kunnen zich gevallen voordoen waarin dat anders is (en de beperkte beoordeling van het gevorderde zelfs als rechtens onjuist moet gelden), zie bijvoorbeeld HR 5 januari 1996, NJ 1996, 449 m.nt. HER, rov. 3.5.