ECLI:NL:PHR:2006:AU5278
Parket bij de Hoge Raad
- mr. De Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Geschil over de verlenging van de alimentatietermijn na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee gewezen echtgenoten over de verlenging van de alimentatietermijn na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen, dat op 25 oktober 1957 werd gesloten, is op 22 juli 1982 ontbonden. Bij de echtscheiding werd bepaald dat de man een alimentatie van f 2.000,- per maand aan de vrouw moest betalen, wat later werd verhoogd naar f 2.200,- per maand. In 1998 heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch de alimentatieverplichting van de man beëindigd met ingang van 1 juli 1999, maar deze beslissing werd door de Hoge Raad in 1999 vernietigd en de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te Arnhem. Dit hof bepaalde dat de alimentatieverplichting eindigde op 17 februari 2003, de datum waarop de vrouw 65 jaar werd en recht had op AOW.
De vrouw heeft in 2003 een verzoek ingediend om de alimentatietermijn te verlengen, omdat zij na 17 februari 2003 naast haar AOW-uitkering en pensioen nog behoefte had aan een aanvullende uitkering. De man voerde verweer en stelde dat de inkomensachteruitgang van de vrouw niet zo ingrijpend was dat beëindiging van de alimentatie niet van haar kon worden gevergd. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in 2004 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat de beëindiging van de uitkering geen significante terugval in inkomen met zich meebracht.
De vrouw heeft cassatieberoep aangetekend, waarbij zij aanvoert dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de beëindiging van de uitkering geen terugval in inkomen tot gevolg heeft. De Hoge Raad heeft in deze zaak de conclusie van de Procureur-Generaal gevolgd en het cassatieberoep verworpen. De Hoge Raad benadrukt dat bij de beoordeling van de alimentatieverplichtingen hoge motiveringseisen gelden, vooral wanneer het gaat om de vraag of beëindiging van de uitkering voor de alimentatiegerechtigde niet van zo ingrijpende aard is dat deze niet van haar kan worden gevergd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat haar inkomensdaling zodanig is dat de beëindiging van de alimentatie niet van haar kan worden gevergd.