ECLI:NL:PHR:2005:AU7505
Parket bij de Hoge Raad
- J. Spier
- Rechtspraak.nl
Weigering van verstek in cassatieprocedure wegens onjuiste naam van rechtspersoon
In deze zaak, die voorlag bij de Hoge Raad der Nederlanden, werd de vraag behandeld of verstek verleend kon worden in een cassatieprocedure waarbij de dagvaarding was gedaan tegen een rechtspersoon die onder een andere naam in het handelsregister stond vermeld dan de naam die in appel was gehanteerd. De zaak betreft de rolnr. C05/277HR en de conclusie is op verstek gegeven op 23 december 2005. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, mr. J. Spier, heeft de zaak behandeld.
De eiser had een dagvaarding gedaan tegen [A] BV, die volgens het cassatiemiddel thans genaamd [verweerster 2] zou zijn. Echter, uit de overgelegde uittreksels uit het handelsregister bleek dat er sinds 28 mei 1999 niets was gewijzigd in de rechtsvorm en benaming van de rechtspersoon. Dit leidde tot de conclusie dat de partij die in de eerdere procedure betrokken was, mogelijk nooit heeft bestaan. De Hoge Raad oordeelde dat het risico van deze onduidelijkheid voor rekening van de eiser komt, die eenvoudig had kunnen nagaan wat de juiste naam van de rechtspersoon was.
De Hoge Raad overwoog verder dat, aangezien de verweerders in feitelijke aanleg niet betrokken waren bij de procedure, er geen basis was om verstek te verlenen op de wijze zoals door de eiser was aangevoerd. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat verstek moest worden geweigerd, omdat de eiser niet in zijn belang werd geschaad; het beroep zou immers niet ontvankelijk zijn geweest, ongeacht de uitkomst van de verstekverlening. De zaak benadrukt het belang van correcte naamgeving van rechtspersonen in juridische procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze vereisten.