ECLI:NL:PHR:2005:AT8992

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02754/04
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Wortel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding maximumsnelheid en beroep op verontschuldigbare dwaling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een mondeling arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verzoeker is veroordeeld tot een geldboete van € 285,= voor het overschrijden van de maximumsnelheid. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij zich niet bewust was van de geldende maximumsnelheid, omdat er onduidelijkheid bestond over de verkeerssituatie ter plaatse. Hij heeft een krantenartikel overgelegd waaruit blijkt dat twee andere bestuurders op dezelfde weg zijn vrijgesproken wegens dezelfde reden. De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting gesteld dat bestuurders ervan uit moeten gaan dat zij binnen de bebouwde kom rijden, tenzij anders aangegeven. Dit argument werd door de verzoeker betwist, aangezien er binnen de bebouwde kom wegen zijn waar hogere snelheden zijn toegestaan.

De zaak betreft een snelheidsoverschrijding op een kruispunt in Nijmegen, waar de verzoeker, na het passeren van twee stoplichten, werd geflitst terwijl hij veel harder reed dan de toegestane snelheid van vijftig kilometer per uur. De verzoeker heeft verklaard dat hij dacht dat hij harder mocht rijden omdat de snelweg direct na het kruispunt begint. Tijdens de zittingen heeft hij zijn standpunt herhaald en gewezen op het krantenartikel dat zijn verweer ondersteunt.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof op straffe van nietigheid een gemotiveerde beslissing had moeten geven over het verweer van de verzoeker. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en de zaak moet worden terugverwezen voor herbehandeling. De onduidelijkheid over de maximumsnelheid en de eerdere vrijspraken van andere bestuurders zijn belangrijke elementen in deze zaak.

Conclusie

Griffienr. 02754/04
Mr. Wortel
Zitting:28 juni 2005
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Dit cassatieberoep betreft een mondeling arrest van het Gerechtshof te Arnhem waarbij verzoeker wegens "overtreding van artikel 20, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" is veroordeeld tot een geldboete van € 285,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.
2. Namens verzoeker heeft mr. G. van der Wilt, advocaat te Rotterdam, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Er wordt één middel voorgesteld waarin wordt geklaagd over het achterwege blijven van een (nadrukkelijke en voldoende gemotiveerde) beslissing op een verweer, ertoe strekkende dat het feit wegens een onduidelijke situatie ter plekke niet strafbaar is, en dat voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel zou inhouden.
4. Het gaat om een snelheidsoverschrijding, begaan op een kruispunt te Nijmegen. Onmiddellijk achter dat kruispunt, waar het verkeer met stoplichten wordt geregeld, begint een autosnelweg. Verzoeker reed in de richting van die autosnelweg en moest twee stoplichten passeren. De kruisende weg is op het kruispunt namelijk verdeeld in afzonderlijke rijbanen voor het verkeer in beide richtingen, met een tussenruimte van enkele tientallen meters. Uit de door verzoeker afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat het eerste stoplicht dat hij moest passeren oranje was geworden, en dat verzoeker gas heeft gegeven om ook nog het erachter gelegen tweede stoplicht te halen. Tussen de beide stoplichten staat de flitspaal, die is verbonden met detectielussen. Daarmee werd vastgelegd dat verzoeker bij het passeren van het tweede stoplicht veel harder reed dan de ter plekke geldende limiet van vijftig kilometer per uur.
5. Ter terechtzitting van het Hof van 4 december 2003 heeft verzoeker verklaard dat de verkeerssituatie ter plekke niets (herkenbaars) met een bebouwde kom te maken heeft, en dat hij er van uit mocht gaan dat hij harder mocht gaan rijden omdat veertig meter na het laatste stoplicht de snelweg begint. Voorts legde verzoeker een krantenartikel over, waarvan de strekking is dat twee andere personen ter zake van een snelheidsoverschrijding op hetzelfde punt zijn vrijgesproken omdat naar het oordeel van de rechter niet duidelijk was hoe hard gereden mag worden.
6. Op voorstel van de advocaat-generaal is de behandeling aangehouden voor het inwinnen van nadere inlichtingen omtrent de situatie ter plekke.
Daarop is een aanvullend proces-verbaal met bijlagen bij de stukken gevoegd. De strekking daarvan is dat de wegbeheerder medio oktober 2003 "50 km-borden" voor het bewuste kruispunt heeft geplaatst, en dat er overigens geen wijzingen in de situatie ter plaatse zijn geweest.
7. Ter terechtzitting van 10 juni 2004 is dat aanvullend proces-verbaal ter sprake geweest. Verzoeker zijn de bijgevoegde foto's voorgehouden. Hij heeft zijn op de eerdere terechtzitting ingenomen standpunten herhaald, en wederom gewezen op het krantenartikel.
8. In de bestreden uitspraak zijn geen nadere overwegingen gewijd aan de strafbaarheid van het feit of aan de verhouding tussen deze strafzaak en de in het krantenartikel bedoelde eerdere zaken.
9. Het bewezenverklaarde feit is begaan op 20 september 2001. De ter terechtzitting gebleken omstandigheid dat de wegbeheerder medio oktober 2003 "50 km-borden" heeft geplaatst wijst erop dat ook naar diens inzicht onvoldoende duidelijk was welke maximumsnelheid ter plaatse geldt.
10. Bij deze stand van zaken behoefde in ieder geval het verweer dat het feit niet strafbaar is omdat onduidelijk is aan welke maximumsnelheid bestuurders van motorvoertuigen zich ter plaatse dienen te houden een nadrukkelijke, gemotiveerde beslissing.
Daarbij dient nog het volgende te worden bedacht. Op de laatste terechtzitting van het Hof heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat bestuurders van motorvoertuigen er van uit moeten gaan dat zij binnen de bebouwde kom rijden zolang nog niet is aangegeven dat zij die bebouwde kom achter zich laten. Deze reactie op het verweer kan geenszins overtuigen, aangezien er vele wegen binnen de bebouwde kom zijn aan te wijzen waar een hogere maximumsnelheid dan 50 km/h geldt; met name wegen die naar doorgaande verbindingen (zoals autosnelwegen) voeren.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en verwijzing of terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,