1. Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer (oud) (verder te noemen: WMb) luidt:'Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze - al dan niet in verpakking -buiten een inrichting op of in de bodem te brengen'.
2. Aan de verdachte is ten laste gelegd al dan niet opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 10.2 (oud) WMb.
3. Wetssystematisch heeft het Openbaar Ministerie - gelet op artikel 1a en artikel 2 van de Wet op de economische delicten (verder te noemen: WED) - de keuze tussen de opzet- en de overtredingsvariant. Krachtens het Transactiebesluit 1994 (Stb. 1994, 390) heeft de politie de bevoegdheid gekregen op te treden terzake van een beperkt aantal limitatief opgesomde overtredingen van bepalingen uit hoofdstuk 10 van de WMb die betrekking hebben op afvalstoffen. Die overtredingen moeten op heterdaad zijn geconstateerd. In het Transactiebesluit milieudelicten (Stb. 2000, 320) dat op geografisch beperkte schaal per 1 november 2000 van kracht werd, is eveneens met betrekking tot bepaalde overtredingen uit de afvalstoffenregelingen vastgelegd dat door middel van een transactie kan worden afgedaan - onder rubriek M 020 juncto rubriek M 096a - 'als particulier afval (...) voorwerpen (...) op of in de bodem (...werpen), hetgeen (...) verontreiniging (...) van een weg tot gevolg heeft'. De basis voor de rubricering van een dergelijke gedraging werd gevonden in de plaatselijke verordening (Stb. 2000, 320, p.6 ). In de Aanwijzing bestuurlijke transactie milieudelicten (Stcrt 2000, 185), van kracht per 1 november 2000, is de hier genoemde gedraging eveneens gerubriceerd onder b M 097 als 'Als particulier huishoudelijk afval op de bodem werpen/laten vallen (...) waardoor verontreiniging van de weg ontstaat', de toelichting spreekt van 'afval zoals (...) papierafval'.
4. De Amsterdamse gemeenteraad heeft een Algemene Plaatselijke Verordening (in werking getreden op l januari 1995) vastgesteld. In de rubriek "Verontreiniging van de weg (...)" wordt in artikel 8.11, lid 1 bepaald: 'Het is verboden de weg te verontreinigen (...)'. Overtreding van deze bepaling wordt krachtens artikel S.1 , eerste lid gestraft met een hechtenis van drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. In de toelichting op artikel 8.11 wordt opgemerkt:' De omschrijving in het eerste lid sluit bij het spraakgebruik aan. Het is gebleken dat deze bepaling goed hanteerbaar is om allerlei soorten van verontreiniging tegen te gaan.'.
5. De gedraging, zoals geverbaliseerd door de opsporingsambtenaren, past naar haar aard en formulering onder het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam zoals deze gold op het moment van overtreding, te weten 11 november 2000.
6. Gelet op het hiervoor genoemde samenstel van bepalingen moet het ervoor worden gehouden dat de onderscheiden wetgevers niet hebben beoogd de gedraging van verdachte onder het bepaalde in artikel 10.2 WMb (oud) te rubriceren noch onder een Afvalstoffenverordening. Het hof trekt derhalve de conclusie dat voor de door verdachte verrichte gedraging een bijzondere strafbepaling bestaat, die dan ook bij uitsluiting in aanmerking had moeten worden genomen.
7. De slotsom is dan ook dat het openbaar ministerie door de gedraging te rangschikken onder het bepaalde in artikel 10.2 WMb dit samenstel van bepalingen heeft miskend en de vervolging van verdachte op andere leest had behoren te schoeien.
8. Bij deze stand van zaken dient het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging te worden verklaard."