9. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft - bij vonnis van 3 september 2003 - vooropgesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 1999 volkomen rechtsgeldig was en dat EMI ex art. 7:677 BW (slechts) schadeplichtig was nu zij de tussen partijen ingevolge art. 7:672 leden 2 en 4 BW geldende opzegtermijn van drie maanden niet in acht heeft genomen. Zij heeft voorts vooropgesteld dat in de brief van [eiser] van 15 februari impliciet een verzoek aan EMI is te lezen om de onregelmatige opzegging in te trekken, althans om in te stemmen met inachtneming van de correcte opzegtermijn, en dat het op zichzelf rechtsgeldig mogelijk is dat een werkgever zoals EMI terugkomt van een opzegging met een te korte opzegtermijn; zij heeft in dat verband overwogen dat herstel van een onregelmatige opzegging door iedere soort verklaring van een op rechtsgevolg gerichte wil tot wijziging van de opzegtermijn kan geschieden en in een of meer gedragingen besloten kan liggen.
Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de zinsnede in de brief van EMI van 26 maart 1999 "Namens cliënte deel ik u mede, dat zij het standpunt inneemt, dat het dienstverband na de verstreken opzegtermijn gewoon afloopt ..." niet eenduidig kan worden afgeleid of EMI daarmede wilde vasthouden aan de datum van 1 maart of wilde instemmen met alsnog inachtneming van de correcte opzegtermijn.
Daarop heeft de rechtbank overwogen dat [eiser] heeft gesteld dat uit een zeer groot aantal "feiten" blijkt dat EMI ook zelf 1 juni 1999 als feitelijke datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft aangemerkt en dat [eiser] deze feiten kennelijk wil beschouwen als verklaringen en gedragingen waarin de op rechtsgevolg gerichte wil tot wijziging van de opzegtermijn besloten ligt. De rechtbank heeft aangegeven dat het hierbij gaat om de volgende gedragingen en omstandigheden:
a. EMI is tot 1 juni 1999 het loon van [eiser] blijven doorbetalen, waarbij het ging om het doorbetalen van de door het GAK aan EMI overgemaakte WAO-uitkering, suppletie op de WAO en de WAO hiaatverzekering.
b. EMI zelve spreekt met betrekking tot de WAO-suppletie over de contractuele suppletie, waarvan alleen sprake kan zijn ingeval het dienstverband nog doorloopt.
c. De gefixeerde schadevergoeding van art. 7:677 BW is geen doorbetaling van loon in de zin van art. 7:610 BW.
d. De loonstroken over de periode maart tot en met mei zijn gelijk aan de loonstroken van daarvoor.
e. Per 1 maart 1999 heeft geen eindafrekening ten aanzien van de vakantietoeslag en niet-genoten vakantiedagen plaatsgevonden; deze heeft in juni plaatsgevonden.
f. Op de loonstrook over juni wordt vermeld: "uit dienst 31.05.1999".
g. EMI heeft bij het GAK [eiser] uit dienst gemeld per 1 juni 1999 met het verzoek per die datum de WAO uitkering rechtstreeks aan [eiser] te betalen.
h. EMI heeft in haar tweemaandelijks verschijnende personeelsblad van juli 1999 gemeld dat [eiser] uit dienst is gegaan.
i. In de opzeggingsbrief van 29 januari 1999 stelt EMI: "de eindafrekening zult u in de maand na uitdiensttreding ontvangen"; de eindafrekening is verstrekt in juni 1999.
In de rechtsoverwegingen 5.10 heeft de rechtbank daarop als volgt overwogen:
5.10. EMI stelt in de brief van [eiser] van 15 februari de passage: "als gevolg van deze onjuiste opzegging bent u schadeplichtig" opgevat te hebben als de schadeplichtigheid ex artikel 7:677 lid 2 BW, evenals de in dezelfde brief voorkomende aanspraak op doorbetaling van loon na 1 maart. EMI stelt, de schadeplichtigheid erkennend, geen procedure met [eiser] daarover te wensen en dat om die reden de afdeling personeelszaken aan de afdeling administratie heeft doorgegeven niet alleen van het GAK te ontvangen uitkeringen aan [eiser] te betalen, doch ook de overige loonbestanddelen (zoals voorheen) en zulks tot 1 juni. Omdat de salarisadministratie van EMI extern wordt gevoerd, moest de datum van 1 juni als einde dienstverband worden vermeld. Ook de vermelding in het personeelsblad is weer afhankelijk van de datum die aan de loonadministratie is doorgegeven. Uit hetzelfde administratieve systeem vloeit, aldus EMI, voort dat ze de WAO-uitkering ook via haarzelve liet doorlopen en dat zij [eiser] eerst met ingang van 1 juni bij het GAK heeft afgemeld. Hetzelfde geldt ook voor de WAO-hiaatverzekering. Wanneer 1 juni in het systeem wordt ingevoerd lopen vanzelf alle administratieve en boekhoudkundige afwikkelingen tot 1 juni door. In het kader van de uitleg, die EMI geeft aan de gestelde gedragingen past het, dat [eiser] concludeert, dat de geciteerde zinsnede (sub i) uit de opzeggingsbrief van 29 januari 1999 per definitie is achterhaald door de erkenning van EMI van haar schadeplichtigheid (mijn cursivering; DVL). Uit het vorenstaande volgt dat de gestelde gedragingen niet eenduidig kunnen worden geduid als te zijn gedaan in het kader van het terugdraaien van de opzegdatum; daarmede kunnen zij niet worden opgevat als de hiervoor sub 5.7. bedoelde verklaring. Rechtens is daardoor niet komen vast te staan, dat de wil van EMI gericht is geweest op het rechtsgevolg, dat de ontslagdatum zou worden gewijzigd van 1 maart in 1 juni 1999. Evenmin is komen vast te staan, dat een dergelijke schijn door gedragingen zijdens EMI bij [eiser] is gewekt."