ECLI:NL:PHR:2005:AR7062

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01088/04
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en de vereisten voor veroordeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2005 uitspraak gedaan over een veroordeling wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, die op 3 december 2000 in Eindhoven twee hoofdagenten van de regiopolitie Brabant Zuid Oost had bedreigd, werd door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. De bedreiging bestond uit de uitlatingen: 'Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken'. De Hoge Raad oordeelde dat voor een veroordeling niet vereist is dat de bedreigde daadwerkelijk vrees heeft ervaren, maar dat de bedreiging van dien aard moet zijn dat deze in het algemeen geschikt is om vrees voor een misdrijf tegen het leven teweeg te brengen.

Het hof had geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte op zichzelf reeds voldoende waren om bij de hoofdagenten een redelijke vrees te doen ontstaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de algemene bewoordingen van de uitlatingen. De Hoge Raad benadrukte dat de context van de bedreiging, waaronder eerdere incidenten, van belang is voor de beoordeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was en dat het middel van cassatie faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte.

Conclusie

Nr. 01088/04
Mr Jörg
Zitting 30 november 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Verzoeker is door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 28 januari 2003 wegens "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. Voorts is de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Namens verzoeker heeft mr I.K. Kolev, advocaat te Hapert, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4. Het hof heeft ten laste van verzoeker bewezenverklaard dat:
"hij op 3 december 2000 te Eindhoven, R. van der Sterren en R.R.O. van Gemert, beiden hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die Van der Sterren en Van Gemert de woorden: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking toegevoegd".
5. Het hof heeft voor het bewijs gebezigd een tweetal processen-verbaal, inhoudende als verklaringen van verbalisanten respectievelijk verzoeker:
"Op 3 december 2000, omstreeks 02.30 uur, waren wij belast met het horecadetachement. Wij waren herkenbaar gekleed in politie-uniform, met een opvallende retroreflekterende wit-oranje jas, met op de achterzijde de opdruk "Politie".
Wij verrichtten onze dienst met name op het gedeelte rond de horecagelegenheden van het Stationsplein en de Dommelstraat in de gemeente Eindhoven.
Op vernoemd tijdstip kwamen twee mannen aanlopen. Deze personen zijn weggelopen, over de Dommelstraat in de richting van de Parklaan.
Hierbij hoorden en zagen wij dat een van deze personen riep: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken" dan wel woorden van gelijke strekking.
Wij hadden de bedoeling om deze persoon aan te houden vanwege de bedreiging als hierboven omschreven.
Wij zagen dat deze twee personen de Alohabar binnen liepen, gelegen aan de Dommelstraat te Eindhoven. Zij zijn hierna aangehouden."
respectievelijk
"Ik kan U verklaren dat ik gezegd heb dat de politie kanker klote jassen aan heeft, of woorden van dergelijke strekking."
6. Voorts heeft het hof de volgende bijzondere bewijsoverweging in de aanvulling op zijn arrest opgenomen:
"Verdachte heeft, gezien het onder 2 genoemde bewijsmiddel, verklaard dat hij heeft gezegd dat de politie kanker klote jassen aan heeft, althans woorden van dergelijke strekking.
Uit de omstandigheid dat verdachte over de politie kennelijk iets heeft gezegd waarbij het woord "kanker" werd gebruikt, leidt het hof af dat van beide aangehouden personen het verdachte is geweest die beide agenten van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door hen toe te voegen de woorden: "Die kankerwouten, die teringlijers moeten ze allemaal afmaken" althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking."
7. Het middel strekt ten betoge dat de betreffende politieagenten zich niet bedreigd kunnen hebben gevoeld door verzoekers uiting.
8. Voor een veroordeling wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is niet vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor een dergelijk misdrijf is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een dergelijk misdrijf teweeg te brengen (HR 3 februari 2004, LJN: AN9309). In de zaak die leidde tot HR 25 februari 2003, LJN: AF1931 had de verdachte aan verbalisanten toegevoegd "Kom hier, dan maak ik je af" en "Oprotten of ik maak je af" en "Blijf uit mijn buurt, ik ga niet weg, ik maak jullie dood". De Hoge Raad betitelde deze uitingen als bedreiging.
9. Bij de stukken van het geding bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen (nummer PL2208/00-115043). Ten aanzien van verzoeker is niet dit gehele proces-verbaal tot bewijs gebruikt - hij werd zelfs vrijgesproken van een andere in dit proces-verbaal te lezen bedreiging - maar het schetst wel de context waarin een en ander zich afspeelde, zodat ik de vrijheid neem er uitvoerig uit te citeren. Dit proces-verbaal houdt in als relaas van verbalisanten omtrent hun ontmoeting met verzoeker en de in de bewijsmiddelen vermelde andere persoon, voor zover thans van belang:
"Op een bepaald moment zei een van deze twee personen: "Je moet eigelijk dat pistool afpakken dat zo op z'n hoofd zetten en dan gewoon afknallen."
Hierbij wees hij met zijn rechterhand naar het pistool van mij verbalisant van Gemert, waarna hij gebaarde met zijn hand alsof hij een pistool had en maakte daarbij de beweging met zijn hand naar het hoofd van zijn vriend. Hierna deed hij zijn duim naar beneden alsof hij het pistool afvuurde.
Daarbij keek deze man direct naar mij verbalisant van Gemert. Ik tweede verbalisant had daarbij het gevoel dat hij daarmee mij dan wel verbalisant van der Sterren wilde neerschieten.
Deze personen zijn hierna omgedraaid en weggelopen, over de Dommelstraat in de richting van de Parklaan. Wij verbalisanten voelden ons hierdoor bedreigd.
Hierbij hoorden en zagen wij dat de tweede persoon bij deze verdachte riep: "die kankerwouten die teringlijers moeten ze allemaal afmaken" dan wel woorden van gelijke strekking. Wij verbalisanten hebben direct assistentie gevraagd, mede vanwege de gebeurtenis op 02 december 2000, waarbij een dergelijk gebeurtenis leidde tot escalatie tussen de politie en horecabezoekers. Waarbij ook wapens zijn aangetroffen. Gelet op dit incident alsmede de uitlatingen door diens bezoekers, werd een herhaling van dat incident gevreesd."
10. Tegen deze achtergrond geeft 's hofs oordeel - waarin besloten ligt dat de door verzoeker gedane uiting onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een misdrijf tegen het leven gericht teweeg te brengen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring is voldoende met redenen omkleed. Daarbij kan in aanmerking worden genomen dat de context waarin de door verzoeker geuite bedreiging is geschied - een incident de avond voorafgaande aan het bewezenverklaarde tijdstip waaraan de gedragingen van de persoon die verzoeker vergezelde refereerden - een rol van betekenis heeft gespeeld (vgl. HR LJN: AN9309).
11. Het middel faalt.
12. Het middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende overweging. Gronden waarop de Hoge Raad ambtshalve de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG