ECLI:NL:PHR:2004:AR3043

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02876/03
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van vertegenwoordiger van rechtspersoon in schadevergoedingzaak

In deze zaak gaat het om de vraag of de vertegenwoordiger van een rechtspersoon bevoegd was om een voegingsformulier in te dienen namens die rechtspersoon. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat de vertegenwoordiger niet gemachtigd was, niet als een gemotiveerde betwisting opgevat. De vertegenwoordiger, aangeduid als X, had het formulier ondertekend namens de benadeelde partij, rechtspersoon Y. Het hof heeft in zijn arrest niet ingegaan op de vraag of X statutair bevoegd was om Y te vertegenwoordigen, ondanks dat er verweer was gevoerd over deze bevoegdheid. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad merkte op dat het voegingsformulier niet correct was ingevuld, omdat het onderdeel 'gemachtigde van benadeelde' niet was ingevuld en er geen bewijs was dat [betrokkene 1] statutair bevoegd was om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. De Hoge Raad concludeert dat het hof zich had moeten uitlaten over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van X. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel voor zover de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, en tot verwijzing naar een aangrenzend hof voor herbeoordeling van de vordering.

Conclusie

Nr. 02876/03
Mr Machielse
Zitting 21 september 2004
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 5 maart 2003 voor diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als in het arrest vermeld.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld en mr G.E.M. van der Gun, advocaat te Dordrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt over de ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering. Niet duidelijk is of het voegingsformulier benadeelde partij wel is ingediend door een bestuurder dan wel een gemachtigde van de gedupeerde rechtspersoon.
3.2. Ter terechtzitting in hoger beroep is eveneens een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering op dezelfde grond. Het hof heeft zich in zijn arrest niet over dit verweer uitgelaten maar de benadeelde partij ontvangen.
Het voegingsformulier vermeldt als benadeelde [A].(1) Het onderdeel 'gemachtigde van benadeelde' is niet ingevuld. Het formulier is ondertekend door '[betrokkene 1]'.(2)
Inderdaad blijkt niet dat [betrokkene 1] statutair bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen.(3) Nu dienaangaande verweer is gevoerd had het hof zich hierover moeten uitlaten. Ik merk ten overvloede op dat dit bezwaar niet de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel raakt, omdat deze onafhankelijk is van de voeging van de benadeelde partij.(4)
Ik acht het middel gegrond.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel voorzover daarin de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, tot vernietiging in zoverre van het bestreden arrest en tot verwijzing naar een aangrenzend hof, dat zich opnieuw over de vordering van de benadeelde partij zal dienen te buigen.(5)
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Vanaf 1 april 2003 is [C] de rechtsopvolger van [A].
2 Blijkens een e-mail in het proces-verbaal van opsporing betreft het de vestigingsmanager van [A]. Aan een zich in het dossier bevindend antwoordformulier, vanwege [A] ingevuld, is een visitekaartje gehecht waaruit inderdaad blijkt dat [betrokkene 1] vestigingsmanager is.
3 Vgl. DD 1995.055.
4 HR NJ 1999, 246, rov. 4.6.3.
5 Ik realiseer mij dat de benadeelde partij wellicht geen behoefte heeft aan een toewijzing van de vordering nu ook een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Maar omdat niet op voorhand vaststaat dat de benadeelde partij geen prijs stelt op een eigen executoriale titel ligt het niet in de rede dat de Hoge Raad zelf alsnog de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaart en het daarbij laat.