ECLI:NL:PHR:2004:AR2443
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Wortel
- Rechtspraak.nl
Verwerping beroep op noodweerexces in doodslagzaak met vuurwapen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verzoeker, die was veroordeeld voor doodslag, stelde dat het hof ten onrechte zijn beroep op noodweer en noodweerexces had verworpen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verzoeker had een relatie met [betrokkene 1], die inmiddels met een ander samenwoonde. Na een aantal telefoongesprekken met [betrokkene 1] en een ruzie met haar nieuwe vriend, [het slachtoffer], besloot verzoeker naar de woning van [betrokkene 1] te gaan, gewapend met een vleesmes. Tijdens de confrontatie met [het slachtoffer], die zich van een vuurwapen had voorzien, ontstond een gevecht waarbij [het slachtoffer] dodelijk werd verwond.
Het hof oordeelde dat verzoeker zich bewust in een gewelddadige situatie had begeven en dat hij de confrontatie had gezocht. De Hoge Raad bevestigde dat het hof terecht had geoordeeld dat het beroep op noodweerexces niet kon slagen, omdat verzoeker de omstandigheden had gecreëerd die tot de gewelddadige confrontatie leidden. De Hoge Raad oordeelde dat de verwerping van het beroep op noodweerexces niet onjuist of onbegrijpelijk was, en dat de feiten die het hof had vastgesteld, in de weg stonden aan een geslaagd beroep op noodweerexces. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de bestreden uitspraak diende te worden vernietigd en de zaak naar een aangrenzend Gerechtshof moest worden verwezen voor herbehandeling.
De zaak benadrukt de belangrijke juridische overwegingen rondom noodweer en noodweerexces, vooral in situaties waarin de verdachte zelf de confrontatie heeft gezocht en zich in een gevaarlijke situatie heeft begeven. De Hoge Raad bevestigde dat de intentie van de verdachte en de omstandigheden waaronder de confrontatie plaatsvond cruciaal zijn voor de beoordeling van een beroep op noodweer.