Rolnr. C03/240HR
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 17 september 2004
Het gaat in deze zaak om de vraag of de rechtsvordering tegen de juiste rechtspersoon is ingesteld. Zowel in de feitelijke instanties als thans in cassatie is uitsluitend de ontvankelijkheid van eiser in cassatie, [eiser], aan de orde.
1. Feiten en procesverloop(1)
1.1 [Eiser] is tot 24 november 1999 in dienst geweest van de besloten vennootschap Vendex Food Groep B.V., Vendex, laatstelijk in de functie van bedrijfsleider van het Edah-filiaal te Oirschot(2).
1.2 Bij beschikking van 19 november 1999(3) heeft de kantonrechter te Tilburg de arbeidsovereenkomst tussen Vendex en [eiser] per 24 november 1999 ontbonden onder toekenning aan [eiser] van een vergoeding van ƒ 97.500,-- ten laste van Vendex.
1.3 Op 20 januari 2000 is bij notariële akte in het kader van een statutenwijziging de naam van Vendex gewijzigd in Laurus Nederland B.V.(4)
1.4 Verweerster in cassatie, Laurus N.V., is de moedermaatschappij van Laurus Nederland B.V.(5)
1.5 Bij inleidende dagvaarding van 19 mei 2000 heeft [eiser] Laurus N.V. gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Hertogenbosch. Hij heeft daarbij op de grond dat het hem gegeven ontslag nietig is vanwege kennelijke onredelijkheid, gevorderd overeenkomstig hetgeen de kantonrechter in zijn vonnis van 10 mei 2000 onder 2 heeft vermeld.
Laurus N.V. heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen en voorts de vorderingen inhoudelijk bestreden.
1.6 De kantonrechter heeft [eiser] bij vonnis van 10 mei 2000 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat niet de naamloze vennootschap Laurus N.V., maar de besloten vennootschap Laurus Nederland B.V. heeft te gelden als de voormalige werkgever van [eiser].
1.7 [Eiser] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, onder aanvoering van vijf grieven.
Laurus N.V. heeft verweer gevoerd. Partijen hebben vervolgens gepleit. Tijdens de zitting heeft de raadsman van [eiser] verklaard dat "Laurus B.V."(6) de werkgever van [eiser] is en dat deze besloten vennootschap had moeten worden gedagvaard, maar dat zijn cliënt en hij niet over de juiste informatie beschikten(7).
1.8 De rechtbank heeft het vonnis van de kantonrechter bij vonnis van 17 april 2002 bekrachtigd.
1.9 [Eiser] heeft tijdig(8) beroep in cassatie ingesteld.
Laurus N.V. is in cassatie niet verschenen. [Eiser] heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht.
2. Bespreking van de cassatiemiddelen
2.1 Middel I, dat uit zeven onderdelen bestaat, richt zich tegen rechtsoverweging 5.5 in samenhang met de rechtsoverwegingen 5.8 en 5.9 van het bestreden vonnis.
Middel II, dat met het eerste middel in verband wordt gebracht (zie onderdeel 2.3) is gericht tegen rechtsoverweging 5.6.
De rechtbank heeft in die rechtsoverwegingen als volgt geoordeeld:
"5.5. Grief 2, opkomend tegen de overweging van de kantonrechter dat voorzover [eiser] aanspraken op een werkgever heeft, dat de besloten vennootschap Vendex Food Group B.V. is en dat [eiser] nimmer bij een andere vennootschap in dienst is geweest, faalt. Tussen partijen staat immers vast dat de laatste werkgever de besloten vennootschap Vendex Food Group BV is geweest, op wier verzoek de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij beschikking van de kantonrechter te Tilburg per 24 november 1999 is ontbonden.
[Eiser] heeft in zijn toelichting op de grief aangevoerd dat het in het kader van het fusieproces mogelijk en zelfs aannemelijk was dat een andere partij de verplichtingen van Vendex als werkgever - naar de rechtbank begrijpt: voormalige werkgever - had overgenomen en dat [eiser] derhalve met recht en reden Laurus N.V. heeft gedagvaard. Dat betoog faalt. Indien (de raadsman van) [eiser] aarzelingen had over de vraag of hij in verband met een fusie zijn aanpraak tegen een andere partij geldend zou moeten maken, had hij in het handelsregister de gegevens betreffende de besloten vennootschap Vendex Food Group BV dienen te raadplegen, hetgeen hij, naar de rechtbank begrijpt, heeft nagelaten.
5.6. Grief 3, inhoudend dat de kantonrechter op grond van de notariële akte van 20 januari 2000 [eiser] niet-ontvankelijk heeft verklaard, berust op een verkeerde lezing van het vonnis van de kantonrechter.
[Eiser] voert in zijn grief nog aan dat hij door Vendex c.q. Laurus nimmer is geïnformeerd over de notariële akte en in het algemeen niet is geïnformeerd dat er een Laurus wordt of zal worden opgericht, doch de rechtbank vermag niet in te zien waarom, nadat per 24 november 1999 een eind was gekomen aan zijn dienstverband met de besloten vennootschap Vendex Food Group BV, deze nadien nog een verplichting jegens [eiser] had om melding te maken van de naamswijziging in januari 2000 en overigens is het ook niet juist dat (de raadsman van) [eiser] niet geïnformeerd was. Immers, zoals blijkt uit de beschikking van de rechtbank d.d. 28 juni 2000, gegeven op het hoger beroep van [eiser] tegen de afwijzende beschikking van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor tegen de besloten vennootschap Vendex Food Group BV heeft op 10 mei 2000 - dus kort voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in deze zaak - bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van dat beroep, waar ook [eiser] en zijn raadsman aanwezig waren, [betrokkene 1] meegedeeld dat de naam van Vendex Food Group BV als gevolg van een statutenwijziging Laurus Nederland B.V. was komen te luiden. Het is dan ook onbegrijpelijk waarom negen dagen later Laurus N.V. is gedagvaard.
5.8. De slotsom is dat Laurus N.V. nimmer de werkgeefster van [eiser] is geweest, dat de laatste werkgeefster van [eiser] de besloten vennootschap Vendex Food Group BV was, die na een naamswijziging Laurus N.V. is komen te heten, dat [eiser] met het aanspreken van Laurus N.V. de verkeerde vennootschap heeft aangesproken en zulks niet verschoonbaar is (wat de gevolgen daarvan dan overigens ook zouden moeten zijn). De kantonrechter heeft derhalve terecht beslist zoals hij heeft gedaan, zodat ook grief 1 faalt. Grief 5 heeft geen zelfstandige betekenis.
5.9. De rechtbank zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen en [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep."
2.2 Alhoewel hierover in cassatie niet wordt geklaagd, wijs ik allereerst op een kennelijke verschrijving van de rechtbank in de eerste zin van rechtsoverweging 5.8. De rechtbank concludeert aldaar dat Vendex Food Groep(9) B.V. na een naamswijziging Laurus N.V. is komen te heten. Uit rechtsoverweging 5.3 en de stukken van het geding(10) blijkt evenwel dat de naam van Vendex Food Groep B.V. bij akte van 20 januari 2000 is gewijzigd in Laurus Nederland B.V.
2.3 Kern van middel I is de stelling dat Vendex is opgehouden te bestaan (onderdeel 1.6) en dat voor de rechtsingang voldoende is dat hetzij de directe werkgever voorzover dan nog bekend en/of bestaand wordt gedagvaard, hetzij de - bekende - moedermaatschappij tot welke die werkgever of de rechtsopvolgster daarvan behoort (onderdeel 1.5).
2.4 Het uitgangspunt van onderdeel 1.6 is onjuist. In cassatie wordt niet opgekomen tegen rechtsoverweging 5.3 waarin de rechtbank heeft overwogen dat tussen partijen in confesso is dat Vendex de laatste werkgever van [eiser] was en dat voorts tussen partijen inmiddels eveneens vaststaat dat de naam van die vennootschap bij akte van 20 januari 2000 is gewijzigd in de besloten vennootschap Laurus Nederland B.V.
2.5 Vendex is derhalve niet opgehouden te bestaan, doch heeft haar naam gewijzigd in Laurus Nederland B.V., van welke vennootschap de rechtbank - eveneens niet bestreden - heeft vastgesteld dat Laurus N.V. de moeder is.
Nu geen sprake is van rechtsopvolging, waarbij de oorspronkelijke rechtspersoon niet meer bestaat, dient gewoon de van naam gewijzigde rechtspersoon in rechte te worden betrokken en niet de moedermaatschappij.
2.6 De opvatting van onderdeel 1.5 dat in het geval de betrokken rechtspersoon deel uitmaakt van een concern, eiser de keus heeft om in plaats van de betrokken rechtspersoon de moedermaatschappij in rechte te betrekken, vindt geen steun in het recht(11).
2.7 In onderdeel 1.7 wordt nog betoogd dat Laurus N.V. geen rechtens te respecteren belang bij haar beroep op niet-ontvankelijkheid heeft en dat Laurus N.V. de rechtsplicht heeft een tegen haar uitgebrachte dagvaarding door te geleiden naar de betrokken rechtspersoon die deel uitmaakt van haar concern.
2.8 Dit betoog faalt. Het is aan de aanlegger van een geding om de juiste (rechts)persoon te dagvaarden, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Niet bestreden wordt hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 5.4 heeft vermeld, namelijk dat de raadsman van [eiser] bij gelegenheid van het pleidooi heeft medegedeeld dat Laurus (Nederland) B.V. had moeten worden gedagvaard. Evenmin wordt bestreden hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 5.7 heeft geoordeeld, te weten dat van de oprichting van een Laurus (Nederland) B.V. geen sprake is geweest, doch slechts van een naamswijziging en dat [eiser] van die naamswijziging in ieder geval sedert 10 mei 2000 op de hoogte was, zodat het dan ook op geen enkele wijze verschoonbaar is dat [eiser] te dezen de verkeerde rechtspersoon heeft aangesproken.
2.9 In onderdeel 2.2 van middel II wordt dan ook terecht opgemerkt dat de naamswijziging als zodanig niet automatisch inhoudt of met zich brengt dat de bestaande rechtspersoon is of wordt opgeheven. Vervolgens wordt aan deze constatering, die eigenlijk lijnrecht ingaat tegen middel I, ten onrechte de gevolgtrekking verbonden dat dus de moedermaatschappij dient te worden gedagvaard (zie hiervoor onder 2.6).
2.10 Een fout in de aanduiding van de rechtspersoon kan onder omstandigheden voor herstel in aanmerking komen(12). Een dergelijk herstel kan echter niet worden toegepast in de situatie zoals in het onderhavige geval dat een geheel andere rechtspersoon wordt gedagvaard(13).
2.11 Middel III bevat geen zelfstandige klacht en verwijst naar middel I. Het behoeft derhalve geen nadere bespreking en faalt om de redenen die ik hiervoor uiteen heb gezet.
2.12 Mede gelezen in het licht van de gedingstukken alsmede de schriftelijke toelichting, begrijp ik middel IV aldus dat [eiser] het standpunt heeft ingenomen dat hij, werkzaam in een filiaal van Edah, formeel in dienst was van Laurus N.V. omdat Edah geen deel uitmaakte van Vendex Food Groep B.V. dan wel Laurus Nederland B.V. De rechtbank zou [eiser] ten onrechte niet in de gelegenheid hebben gesteld van deze stelling bewijs te leveren.
2.13 In de in cassatie niet bestreden rechtsoverweging 5.3 van het vonnis van de rechtbank wordt vastgesteld dat Vendex Food Groep B.V. moet worden aangemerkt als de laatste werkgever van [eiser]. In die overweging ligt het oordeel van de rechtbank besloten dat zij de in het middel genoemde stellingen niet ter zake doende acht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. De rechter mag een bewijsaanbod betreffende feiten die niet tot beslissing van de zaak kunnen leiden, passeren. Het middel faalt derhalve.
2.14 Middel V, dat uitgaat van het slagen van één of meer van de andere onderdelen, mist zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen bespreking.
2.15 Nu in deze zaak geen vragen zijn opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoording behoeven, kan het cassatieberoep van [eiser] worden verworpen met toepassing van art. 81 RO.
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 In verband met de aard van de zaak geef ik een beperkt overzicht van de feiten en het procesverloop. Overigens hebben noch de kantonrechter noch de rechtbank de feiten vastgesteld.
2 Inl. dagvaarding onder 1.
3 Zie prod. II bij de conclusie van repliek, tevens houdende vermeerdering van eis.
4 Vonnis ktr. Den Bosch van 10 mei 2001 onder VI; vonnis rb. Den Bosch van 17 april 2002 onder 5.3.
5 Uittreksel uit het handelsregister betreffende Vendex van 16 augustus 1999, overgelegd als prod. bij de conclusie van dupliek (ongenummerd).
6 Bedoeld zal zijn Laurus Nederland B.V.
7 Zie het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank op 9 april 2002.
8 De cassatiedagvaarding is op 17 juli 2002 uitgebracht.
9 De rechtbank hanteert in tegenstelling tot de kantonrechter de schrijfwijze: Vendex Food Group B.V. i.p.v. de Vendex Food Groep B.V. Deze laatste aanduiding is blijkens het uittreksel van het handselsregister zoals overgelegd als productie bij de conclusie van dupliek, de juiste.
10 Zie bijv. het afschrift akte van statutenwijziging, overgelegd als productie bij de conclusie van dupliek.
11 Ik heb geen enkele aanknoping kunnen vinden in wet, jurisprudentie of literatuur voor de opvatting van het onderdeel. Overigens geeft ook het middel zelf niet aan waar deze opvatting op berust. Ik zou mij wel kunnen voorstellen dat met deze problematiek anders wordt omgegaan wanneer onduidelijkheid bestaat over de vraag welke rechtspersoon binnen het concern als werkgever moet worden aangemerkt. Die laatste situatie doet zich in de praktijk nog wel eens voor en lijkt vaak in het voordeel van de werknemer te worden opgelost (zie hierover: L.G. Verburg, in: L. Timmerman e.a., Concernverhoudingen, Deventer 2002, p. 54). Daarvan is in de onderhavige zaak echter geen sprake: tussen partijen staat vast dat Vendex de laatste werkgever van [eiser] was.
12 HR 1 juli 1992, NJ 1992, 675 en HR 20 februari 1988, NJ 1988, 493 (Schreuders/ABP).
13 Over de zich hier niet voordoende wijziging van de hoedanigheid van procespartijen in het algemeen en de problematiek van rechtsopvolging tijdens een procedure of hangende een beroepstermijn in het bijzonder, heb ik enige malen uitgebreid geconcludeerd. Ik volsta derhalve met een verwijzing naar mijn conclusies vóór HR 5 januari 2001, NJ 2001, 80 (Punta Argentara), HR 6 december 2002, NJ 2004, 162 m.nt. HJS (Focko) en HR 10 september 2004, C03/097HR (LJN: AO9053, Olofsen-Lim), niet-gepubliceerd.