ECLI:NL:PHR:2004:AO9495

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/071HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • J.M.H. van der Klei
  • L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlof tot tenuitvoerlegging van een Duitse rechterlijke beslissing in Nederland

In deze zaak heeft de vennootschap Deutsche Paracelsus Schulen für Naturheilverfahren GmbH (DPS) op 21 juni 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Alkmaar om verlof te verkrijgen voor de tenuitvoerlegging van een Duitse rechterlijke beslissing. Dit verzoek was gericht aan de President van de Rechtbank, die op 17 juli 2000 het gevraagde verlof verleende. De eiser, die in cassatie ging, had eerder verzet aangetekend tegen deze beschikking, maar werd door de Rechtbank op 31 oktober 2002 niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank oordeelde dat de beschikking van de President niet vatbaar was voor verzet, wat de eiser betwistte in cassatie. De Hoge Raad heeft de rechtsklacht van de eiser gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de artikelen 985-991 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing waren. De Hoge Raad benadrukte dat de regeling van het EEX-Verdrag, die de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen regelt, van toepassing was. De Hoge Raad heeft de zaak vernietigd en verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de juiste rechtsgang te volgen bij verzoeken om tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen, en bevestigt de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn onder het EEX-Verdrag.

Conclusie

Rolnr. C03/071HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 14 mei 2004
conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Deutsche Paracelsus Schulen für Naturheilverfahren GmbH
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij een op 21 juni 2000 ter griffie van de Rechtbank te Alkmaar ingekomen verzoekschrift heeft thans verweerster in cassatie, hierna: DPS, zich gewend tot de President van die Rechtbank en deze verzocht haar op de voet van het EEX-Verdrag (Verdrag van 27 september 1968, Trb. 1969, 101) verlof te verlenen het tussen haar als eiseres en thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], als gedaagde gewezen Versäumnisurteil d.d. 17 april 1998 van het Landgericht te Bielefeld (BRD) in Nederland ten uitvoer te leggen.
2. Bij beschikking van 17 juli 2000 heeft de President DPS het gevraagde verlof verleend.
3. Bij dagvaarding van 8 februari 2001 heeft [eiser] op de voet van art. 36 van het EEX-Verdrag bij de Rechtbank te Alkmaar verzet gedaan tegen voormelde beschikking van de President. DPS heeft het verzet bestreden.
4. Bij vonnis van 31 oktober 2002 heeft de Rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat
"de onderhavige beschikking van de President van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar ingevolge het bepaalde in artikel 989 lid 1 (oud) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet vatbaar is voor verzet. Dit betekent dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzet."
5. [Eiser] is tegen het vonnis van de Rechtbank (tijdig; zie art. 5 Uitvoeringswet EEX-Verdrag, Wet van 4 mei 1972, Stb. 240) in cassatie gekomen met één middel. DPS is in cassatie niet verschenen.
6. Het middel klaagt dat de Rechtbank [eiser] ten onrechte, althans zonder voldoende motivering, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet tegen de beschikking van de President. Volgens het middel heeft de Rechtbank miskend dat de artt. 985-991 Rv in het onderhavige geval, waarin op de voet van het EEX-Verdrag verlof tot tenuitvoerlegging van een in andere verdragsluitende staat gegeven rechterlijke beslissing wordt gevraagd, niet van toepassing zijn en voorts miskend dat onder de regeling van het EEX-Verdrag ingevolge art. 36 EEX daarvan, indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd tegen de beslissing verzet kan doen.
7. De rechtsklacht is gegrond. DPS heeft op de voet van het EEX-Verdrag verlof gevraagd tot tenuitvoerlegging in Nederland van een beslissing gegeven door een Duitse rechter. De President heeft met toepassing van het EEX-Verdrag het gevraagde verlof verleend. De toepasselijkheid van de regeling inzake erkenning en tenuitvoerlegging van het EEX-Verdrag is terecht niet bestreden: de regeling is zowel formeel (zie art. 25 jo. art. 55 EEX-Verdrag), materieel (blijkens de overgelegde expeditie van het Versäumnisurteil heeft de beslissing betrekking op een burgerlijke of handelszaak in de zin van art. 1 EEX-Verdrag) als temporeel (de beslissing waarvan verlof tot tenuitvoerlegging wordt verzocht is gegeven op 17 april 1998, derhalve vóór de datum van inwerkingtreding, 1 maart 2002, van de Verordening (EG) Nr. 44/2001, PbEG 2001, L 012, de zgn. EEX-Verordening; zie art. 66 lid 1 van de verordening) van toepassing. Ingevolge art. 2 lid 1 van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag zijn ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging bedoeld in art. 31 van het verdrag de artt. 985-991 Rv niet van toepassing. De rechtsgang die leidt tot een exequatur onder het EEX-Verdrag wordt exclusief geregeld door de desbetreffende bepalingen van het EEX-Verdrag (art. 31-45) en van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag (art. 2-8). Gelet op art. 94 Gw en art. 992 Rv heeft de Rechtbank derhalve ten onrechte geoordeeld dat de vraag of [eiser] het rechtsmiddel van verzet tegen de beschikking van de President openstaat, beoordeeld dient te worden met toepassing van art. 989 lid 1 Rv. De regeling van art. 36-39 van het EEX-Verdrag jo. art. 4 en 5 van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag is van toepassing, welke regeling, meer bepaald art. 36, voorziet in het rechtsmiddel van verzet tegen de beschikking van de President waarbij verlof tot tenuitvoerlegging is verleend.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,