1 Richtlijn van 17 juli 1969 (69/335/EEG) PB EG 1969 nr. L 249 van 3 oktober 1969, gewijzigd bij de Richtlijn van 9 april 1973 (73/79/EEG) PB EG nr. L 103 van 18 april 1973, de Richtlijn van 9 april 1973 (73/80/EEG), PB EG nr. L 103 van 18 april 1973, de Richtlijn van 7 november 1974 (74/553/EEG) PB EG 1974 nr. L 303 van 13 november 1974 en bij de Richtlijn van 10 juni 1985 (85/303/EEG) PB EG nr. L 156 van 15 juni 1985.
2 Zie ook J.S. Rijkels, I.J.F.A. van Vijfeijken, Belastingen van het rechtsverkeer, Kluwer, Deventer, 1998, blz. 207, R.T.G. Verstraaten, B.C.M. Waaijer, Overdrachtsbelasting en kapitaalsbelasting, Gouda Quint, Deventer, 1999, blz. 164.
3 Zie kamerstukken II 1969/70, 10.560, nr. 7, blz. 11.
4 Zie L.A. de Blieck, P.J. van Amersfoort, J. de Blieck, E.A.G. van der Ouderaa, R.J. Koopman, Algemene wet inzake rijksbelastingen, Fed, Deventer, 1999, blz. 264-265, J. den Boer, R.J. Koopman, P.J. Wattel, Algemeen belastingrecht, Kluwer, Deventer, 1999, blz. 284, M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, Kluwer, Deventer, 1999, blz. 82-87, C.J.M. Martens, J.C. van Straaten, Wegwijs in de Successiewet en de Wet op de belastingen van rechtsverkeer, Koninklijke Vermande, Lelystad, 2003, nr. 19.4.1, blz. 415, J.P. Scheltens, Algemene wet inzake Rijksbelastingen, Gouda Quint, Arnhem, 1969, blz. 604a - 608.
5 Zie J. den Boer, R.J. Koopman, P.J. Wattel, a.w., blz. 284, Fiscale encyclopedie, vakstudie, algemeen deel, artikel 24 AWR, aant. 1, suppl. 413 (december 2002), blz. 19.
6 In Nederland werd eerst niet erkend, dat tot implementatie van de Richtlijn kapitaalsbelasting diende te worden overgegaan. De staatssecretaris interpreteerde deze als zou alleen een verplichte vrijstelling dienen te worden toegepast voor verrichtingen belast naar verlaagd tarief, waarin in de Nederlandse wetgeving niet voorzien was. N.a.v. een brief van mr. J.S. Rijkels werd een onderzoek gestart naar de mogelijke strijdigheid van de wettelijke bepalingen met de Richtlijn kapitaalsbelasting. Dit onderzoek resulteerde in een voorstel tot wijziging van de Wet BRV (zie kamerstukken II 1987/88, 20 200, nr. 22, Hfdst. IXB), zie kamerstukken II 1988/89, 21 031, nr. 6, blz. 4.
7 Zie kamerstukken II 1988/89, 21 031, nr. 6, blz. 4, J.S. Rijkels, I.J.F.A. van Vijfeijken, a.w., blz. 186.
8 Zie kamerstukken II 1988/89, 21 031, nr. 8, blz. 4.
9 Zie tevens Kapteyn, Inleiding tot het recht van de Europese Gemeenschappen, Kluwer, Deventer, 1995, blz. 202, R.H. Lauwaars, C.W.A. Timmermans, Europees recht in kort bestek, Kluwer, Deventer, 2003, blz. 109, R.T.G. Verstraaten, a.w., blz. 4, R.T.G. Verstraaten, B.C.M. Waaijer, a.w., blz. 142, P.J. Wattel, Europees recht een (direct)belastingrecht (2), FED 1991/407.
10 Onder vorm en middelen dient achtereenvolgens te worden verstaan: de uitwerking van het richtlijnresultaat in een formele wet of in een materiële wet c.q. de verschillende methoden om de nakoming van het richtlijnresultaat af te dwingen. Zie A.W. Louwers, Europese richtlijnen en nationale wetten, FED 1990/625.
11 HvJ EG, 23 november 1977, Enka, 38/77, Jur EG 1977, blz. 02203.
12 Zie V.J.J.M. Bekkers, J.M. Bonnes, A.J.C. de Moor-van Vugt, W.J.M. Voermans, Brussel en Nederland: tegenliggers, spookrijders of reisgenoten?, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1993, blz. 101.
13 Zie Kapteyn, a.w., blz. 204.
14 Een richtlijn kan op nationaal niveau niet worden geïmplementeerd door middel van circulaires, ambtelijke instructies of administratieve praktijken. Deze middelen kunnen namelijk gemakkelijk worden gewijzigd en worden niet op geschikte wijze openbaargemaakt. Zie Kapteyn, a.w., blz. 205, R.T.G. Verstraaten, a.w., blz. 4, R.H. Lauwaars, C.W.A. Timmermans, a.w., blz. 95. Zie voor een nadere uitwerking van deze materie HvJ EG, 25 mei 1982, 96/81, Jur EG 1982, blz. 01791 en HR 25 april 1990, 26 231, BNB 1990/199, met noot van P. den Boer. Zie tevens FED 1990/879 met aantekening van Ch.J. Langereis.
15 Zie A.W. van der Woude, Europese richtlijnen en nationale wetten, FED 1990/625.
16 HvJ EG, 8 april 1976, Royer, 48/75, Jur EG 1976, blz. 00497, T. Heukels, Alternatieve implementatietechnieken en art. 189 lid 3 EEG: grondslagen en ontwikkelingen, NTB 1993/1, blz. 59-74, A.J.C. de Moor-van Vugt, J.M. Bonnes, W.J.M. voermans, V.J.J.M. Bekkers, Implementatieproblemen: gekissebis in het vooronder?, NJB 1992, afl. 19, blz. 601-606.
17 Zie V.J.J.M. Bekkers, J.M. Bonnes, A.J.C. de Moor-van Vugt, W.J.M. Voermans, a.w., blz. 101- 104.
18 HvJ EG, 14 januari 1988, Commissie versus België, 227 t/m 230/85, Jur EG 1988, blz. 00001.
19 HvJ EG, 15 maart 1990, Commissie versus Nederland, C-339/87, Jur EG 1990, blz. I-00851, HvJEG, 6 mei 1980, Commissie versus België, 102/79, Jur EG 1980, blz. 01473.
20 HvJ EG, 6 mei 1980, Commissie versus België, 102/79, Jur EG 1980, blz. 01473, HvJEG, 25 mei 1982, Commissie versus Nederland, 96/81, Jur EG 1982, blz. 01791.
21 HvJ EG, 23 mei 1985, Commissie versus BRD, C-29/84, Jur EG 1985, blz. 01661.
22 Zo ook R. Barents, L.A. Geelhoed, P.J.G. Kapteyn, P.J. Kuyper, R.H. Lauwaars, K.J.M. Mortelmans, P.J. Slot, C.W.A. Timmermans, B. de Witte, Het recht van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschappen, Kluwer, Deventer, 2003, blz. 239.
23 Zo ook Kapteyn, a.w., blz. 204.
24 HvJ EG, 5 maart 1980, Ferwerda, 265/78, Jur EG 1980, blz. 00617, r.o. 10.
25 HvJ EG, 5 maart 1980, Ferwerda, 265/78, Jur EG 1980, blz. 00617, r.o. 10.
26 Het onvoorwaardelijke recht van de belastingplichtige op de vrijstelling van kapitaalsbelasting kan worden afgeleid uit de term "verplicht" genoemd in de preambule van de Richtlijn kapitaalsbelasting, zie §3.3.2, blz. 9.
27 Zie besluit staatssecretaris van Financiën 9 januari 2001, nr. CPP2000/2534, V-N 2001/7.27:
(...) "Indien de vrijstelling materieel wel van toepassing is, legt de inspecteur toch ook een naheffingsaanslag op, omdat niet voldaan is aan artikel 10, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit. Tegelijkertijd wordt evenwel ambtshalve vermindering verleend voor het bedrag van de naheffingsaanslag." (...)
28 HR 18 oktober 2002, 36 901, BNB 2003/5, na conclusie van A-G Groeneveld, met noot van J.W. Zwemmer. Zie tevens FED 2003/37 met aantekening van R. Russo.
29 Hof 's-Hertogenbosch 24 februari 1989, nr. 2097/1986 M II, BNB 1990/170, FED 1989/547, kamerstukken II 1988/89, 21 031, nr. 9, blz. 3.
30 Zie tevens FED 2001/383 met aantekening van S.C.W. Douma.