1 Zie rov. 2 van het bestreden arrest in samenhang met rov. 2 van het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 januari 1999.
2 De rechtbank noemde in rov. 2 van het vonnis van 8 januari 1999 als datum 31 januari 1998; blijkens de bijlagen 1 en 2 bij de vaststellingsovereenkomst (prod. 1 bij de conclusie van eis) dateren beide aandeelhoudersbesluiten echter van 30 januari 1998.
3 Bijlage 4 bij de vaststellingsovereenkomst (prod. 1 bij de conclusie van eis).
4 Zie de inleidende dagvaarding onder 8; het is niet geheel duidelijk welke van de betrokken vennootschappen [eiser] in de betreffende passage met "Eemsmond" beoogt aan te duiden.
5 Zie ook rov. 1 van het bestreden arrest. De memorie van grieven spreekt abusievelijk van het tussenvonnis van 16 november 1998. In rov. 1 van het bestreden arrest wordt eveneens abusievelijk van het tussenvonnis van 6 november 1999 gesproken.
6 Het arrest is gewezen op 21 augustus 2002; de cassatiedagvaarding is uitgebracht op 19 november 2002.
7 Zie bijv. HR 14 juni 2002, NJ 2002, 481, rov. 3.4; HR 31 maart 2000, NJ 2000, 357, rov. 3.3; HR 31 oktober 1997, NJ 1998, 98, rov. 3.8; HR 24 september 1993, NJ 1993, 760, rov. 3.4; HR 11 november 1988, NJ 1990, 440, rov. 3.1; Asser-Hartkamp 4-II (2001) nr. 284 en Veegens-Korthals Altes-Groen, Cassatie 1989, nr. 109.
8 HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635.
9 Bijzondere overeenkomsten (M.M. Mac Lean en D. Wachter), artikel 7: 900 BW, aant. 2 en Mon. Nieuw BW B-80 (Van Rossum), nr. 8.
10 HR 24 september 1993, NJ 1994, 174, m.nt. PAS, rov. 3.6 (uitleg cao); HR 17 september 1993, NJ 1994, 173, m.nt. PAS onder NJ 1994, 174, rov. 3.3 (uitleg cao); HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110, m.nt. G.J.J. Heerma van Voss onder NJ 2003, 111, rov. 3.6 (uitleg algemeen verbindend verklaarde cao); HR 28 juni 2002, NJ 2003, 111, m.nt. G.J.J. Heerma van Voss, rov. 3.4.2 (uitleg algemeen verbindend verklaarde cao); HR 26 mei 2000, NJ 2000, 473, rov. 3.3.2 (uitleg van een beding in een Sociaal Plan); HR 23 maart 2001, RvdW 2001, 66, rov. 3.4 (uitleg van een beding in een trustakte); zie ook Asser-Hartkamp 4-II (2001), nr. 286.
11 Zie voor een bespreking van die rechtspraak E.L. Pasma, Hoe finaal is de finale kwijting?, Arbeidsrecht 1999/6/7, p. 17-22.
12 Zie onder meer HR 28 maart 1997, NJ 1997, 438, JAR 1997, 89. In dat arrest was de vraag aan de orde of partijen, toen zij in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een (volgens de werkgever als "totale afvloeiingsregeling" en "totale afkoopsom" bedoelde) schadeloosstelling overeenkwamen, daarin de mogelijkheid van een wachtgeld hadden verdisconteerd, dan wel die mogelijkheid hadden opengelaten. Volgens de Hoge Raad kwam het voor de beantwoording van die vraag aan "op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de getroffen beëindigingsregeling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten" (rov. 3.4, in fine). Zie ook: E.L. Pasma, a.w., in het bijzonder p. 22; C.E. Dingemans en O. van der Kind, Ongelijkheidscompensatie en onduidelijke bedingen, Arbeidsrecht 2001/1, p. 21-29, in het bijzonder p. 26, naar aanleiding van HR 14 januari 2000, NJ 2000, 187.
13 Zie HR 30 oktober 1981, NJ 1982, 436, m.nt. CJHB, over de uitleg van een door de werkgever en de werknemer ondertekende verklaring "dat het dienstverband tussen beide pp. beëindigd zal zijn met ingang van 17 aug. 1977 en dat wederzijds aan alle rechten en verplichtingen is voldaan". Zie over de uitleg van een kwijting tevens HR 10 mei 1996, JAR 1996, 131, rov. 4.4. Zie voorts C.G. Scholtens, Een schikking is alleen een schikking indien deze compleet is, Arbeidsrecht 1997/8/9, p. 21-27, in het bijzonder p. 26.
14 T.H. Tanja-Van den Broek, Een kwestie van uitleg, WPNR 6493, p. 430-435, in het bijzonder p. 430-433 en HR 12 januari 2001, NJ 2001, 199, rov. 3.7.
15 HR 11 juni 1999, NJ 1999, 750, waarin de Hoge Raad het cassatieberoep verwierp op de gronden uiteengezet in de conclusie van de P-G.
16 Zie de schriftelijke toelichting van mr. Meijer onder 4.4-4.5.