Rolnr. C02/240HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 7 nov. 2003
Bocchi Fruit Trade Benelux B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1. In deze zaak, waarin betaling voor de levering van enige partijen bananen wordt gevorderd, gaat het om de vraag of de verkoper ervan mocht uitgaan dat degene die de bestelling plaatste handelde voor zichzelf en derhalve als koper gehouden is de koopprijs te betalen.
2. De feiten liggen als volgt (zie r.o. 2 van het bestreden arrest).
(i) [Betrokkene 1] is in- en verkoper bij thans verweerster in cassatie, hierna: Bocchi. Hij heeft op of omstreeks 23 maart 1998 telefonisch contact opgenomen met thans eiseres tot cassatie, hierna: [eiseres]. Hij kreeg [betrokkene 2], in- en verkoper bij [eiseres], aan de lijn.
(ii) Tijdens het daarop volgende telefoongesprek heeft [betrokkene 1] een partij van 1152 kartons bananen (één vrachtwagenlading) besteld voor een hem door [betrokkene 2] genoemde prijs van f 39,- per karton en bestemd voor de firma Hermanek te Keulen, BRD.
(iii) Enkele dagen later heeft [betrokkene 1], wederom telefonisch, twee vrachtwagens bananen bestemd voor Hermanek besteld.
(iv) Tijdens of kort na het desbetreffende telefoongesprek heeft [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] gevraagd de facturen voor de bananen op naam van Hermanek te stellen. Na ruggespraak met de directeur van [eiseres] heeft [betrokkene 2] daarin toegestemd. Daarbij is tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] afgesproken dat een bedrag van f 40,- per karton aan Hermanek zou worden gefactureerd en dat Bocchi voor f 1,- per karton zou worden gecrediteerd.
(v) Begin april 1988 is nog twee maal een vrachtwagen bananen, bestemd voor Hermanek, door [betrokkene 1] bij [betrokkene 2] besteld voor dezelfde, aan Hermanek te factureren, prijs van f 40,- per karton.
(vi) Terzake van de in totaal vijf vrachtwagens met elk 1152 kartons bananen zijn door [eiseres] drie facturen, gedateerd 27 maart, 3 en 6 april 1998 aan Hermanek verzonden. Hermanek heeft die facturen niet betwist, doch evenmin betaald. Aan Bocchi zijn creditfacturen voor f 1,- per karton verzonden; op enkele van die nota's is vermeld "commissie".
3. Bij exploit van 31 juli 1998 heeft [eiseres] Bocchi gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd dat Bocchi zal worden veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, met rente en kosten. [Eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de koopovereenkomsten met betrekking tot de partijen bananen zijn totstandgekomen tussen haar als verkoper en Bocchi als koper, zodat deze de koopprijs verschuldigd is.
4. Bocchi heeft de vordering bestreden. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet zelf als koper optrad doch slechts handelde als lasthebber van Hermanek, zodat de koopovereenkomsten zijn totstandgekomen tussen [eiseres] en Hermanek en derhalve niet tussen [eiseres] en Bocchi.
5. Nadat getuigen waren gehoord heeft de Rechtbank bij vonnis van 2 december 1999 geoordeeld dat [eiseres] ervan mocht uitgaan dat Bocchi de koper was en de vordering van [eiseres] toegewezen.
6. Op het hoger beroep van Bocchi heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 16 april 2002 het vonnis van de Rechtbank evenwel vernietigd en, opnieuw recht doende, de vordering van [eiseres] afgewezen. Het Hof was, anders dan de Rechtbank, van oordeel dat, naar het te dezen toepasselijke Nederlandse recht, met betrekking tot de partijen bananen koopovereenkomsten tussen [eiseres] en Hermanek - en derhalve niet tussen [eiseres] en Bocchi - tot stand zijn gekomen. Daartoe overwoog het Hof (r.o. 3):
"Uit eerst de omstandigheid dat de aflevering van de bananen door [eiseres] aan Hermanek diende te geschieden en ook heeft plaatsgevonden en vervolgens het verzoek van [betrokkene 1] rechtstreeks aan Hermanek te factureren en aan Bocchi zelf een bedrag van f 1,- per karton te betalen heeft [eiseres] redelijkerwijs moeten begrijpen dat Bocchi niet zelf als koper maar namens Hermanek bedoelde op te treden. Daarop wijst ook de verklaring van [betrokkene 2] waar hij zegt aan [betrokkene 1] te hebben gevraagd of Bocchi rugdekking zou geven. Uit de instemming door [eiseres] met de door Bocchi gewenste afhandeling, die vervolgens ook is uitgevoerd, mocht anderzijds Bocchi redelijkerwijs aannemen dat [eiseres] ermee akkoord ging dat Hermanek en niet Bocchi zelf de koper van de bananen was. Aan het vorenstaande doet niet af dat ten tijde van het sluiten van de eerste transactie - op of omstreeks 23 maart 1998 - door [betrokkene 1] niet is gezegd dat Bocchi als tussenpersoon optrad en dat, indien er verder niets gebeurd was, [eiseres] er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat Bocchi de koper was (ook al was dat niet met zoveel woorden door [betrokkene 1] gezegd). Er is immers wèl wat gebeurd: in het kader van de kort daarop volgende tweede transactie is het verzoek om facturering aan Hermanek, kennelijk van ook de eerste transactie, gedaan en ingewilligd met creditering van Bocchi voor de, op enkele nota's als commissie aangeduide f 1,- per karton."
7. [Eiseres] is tegen het arrest van het Hof (tijdig) in cassatie gekomen met drie middelen die door Bocchi zijn bestreden met conclusie tot verwerping van het cassatieberoep.
8. Middel 1 klaagt, als ik het goed begrijp, dat het Hof bij de beoordeling van de vraag wie als koper van de partijen bananen moet worden aangemerkt het Haviltex-criterium niet juist heeft toegepast, aangezien het Hof - blijkens de laatste twee volzinnen van r.o. 3 - in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder de overeenkomst werd gesloten. Met name zou het Hof in onvoldoende mate rekening hebben gehouden met de omstandigheid dat de onderhavige overeenkomsten betrekking hebben op bederfelijke waar en met de daardoor gevergde en door de beroepsgroep betoonde snelheid waarmee de overeenkomst moet worden nagekomen door de verkoper.
9. Het middel zal niet tot cassatie kunnen leiden. Voor zover het middel wil betogen dat, nu het hier gaat om een koopovereenkomst met betrekking tot bederfelijke waar, de omstandigheid dat niet aanstonds de naam van de koper werd bekend gemaakt, meebrengt dat de verkoper erop mocht vertrouwen dat degene die de bestelling plaatste voor zichzelf optrad, berust het op een onjuiste rechtsopvatting. Voor vertegenwoordigend handelen is vereist dat de handelende persoon zich kenbaar maakt als vertegenwoordiger. Ontbreekt een uitdrukkelijke verklaring, dan kan vertegenwoordigend handelen ook blijken uit bijvoorbeeld de opgave van de persoon aan wie moet worden geleverd of van de persoon aan wie de rekening moet worden toegezonden. In het algemeen is beslissend hetgeen de handelende persoon en de wederpartij jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Vgl. HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521. Zie voorts Asser-Van der Grinten, Vertegenwoordiging, nr. 77, met nadere rechtspraakgegevens. Of de handelende persoon als vertegenwoordiger heeft gehandeld, kan ook worden afgeleid uit verklaringen en gedragingen die zich hebben voorgedaan nadat de handeling is verricht. Vgl. HR 12 januari 2001, NJ 2001, 157. Zie ook Asser-Van der Grinten t.a.p.
10. Tegen deze achtergrond getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk 's Hofs oordeel dat op grond van onder meer de omstandigheid dat
(a) door Bocchi aan [eiseres] is medegedeeld dat de aflevering van de bananen aan Hermanek diende te geschieden,
(b) Bocchi [eiseres] in het kader van de tweede transactie heeft verzocht, ook ten aanzien van de eerste transactie, rechtstreeks aan Hermanek te factureren, en
(c) [eiseres] heeft ingestemd met de door Bocchi gewenste afhandeling en daaraan ook uitvoering heeft gegeven,
heeft geoordeeld dat enerzijds [eiseres] redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat Bocchi niet zelf als koper maar namens Hermanek bedoelde op te treden en dat anderzijds Bocchi redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [eiseres] ermee akkoord ging dat Hermanek en niet Bocchi zelf de koper van de bananen was. Waarom de omstandigheid dat de transactie betrekking had op bederfelijke waar, het Hof van zijn oordeel had moeten weerhouden, geeft het middel niet aan.
11. Middel 2 berust in al zijn onderdelen kennelijk op het uitgangspunt dat het Hof zou hebben geoordeeld dat (aanvankelijk) een overeenkomst is totstandgekomen tussen [eiseres] als verkoper en Bocchi als koper (onderdeel 2.c) en dat nadien Bocchi van haar verplichtingen uit deze overeenkomst is bevrijd (onderdeel 2.a), althans deze verplichtingen zijn tenietgegaan (onderdeel 2.b).
12. Het gekozen uitgangspunt mist feitelijke grondslag. Het Hof heeft blijkens r.o. 3 geoordeeld dat met betrekking tot de partijen bananen koopovereenkomsten zijn totstandgekomen tussen [eiseres] en Hermanek en juist niet - nu het ervoor gehouden moet worden dat Bocchi niet zelf als koper maar namens Hermanek optrad - tussen [eiseres] en Bocchi. Het middel faalt derhalve reeds wegens gebrek aan belang.
13. Middel 3 klaagt erover dat het Hof zich bij de weergave van de vaststaande feiten - in r.o. 2 - heeft schuldig gemaakt aan een verboden aanvulling van feiten door te overwegen dat Bocchi reeds bij het eerste contact op of omstreeks 23 maart 1998 verklaard zou hebben dat zij aan [eiseres] meedeelde dat Hermandek een lading bananen wenste te bestellen. Geen van beide partijen zou dit hebben gesteld.
14. Ook dit middel strandt op gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof heeft niet vastgesteld dat Bocchi bij het eerste contact aan [eiseres] heeft meegedeeld "dat Hermandek een lading bananen wenste bestellen", doch heeft vastgesteld dat in het eerste contact [betrokkene 1] (Bocchi) een partij bananen bestelde "bestemd voor de firma Hermanek te Keulen", waarmee het Hof, zoals ook blijkt uit r.o. 3, bedoelt dat de aflevering van de bananen aan Hermanek diende geschieden.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,