ECLI:NL:PHR:2003:AI0855
Parket bij de Hoge Raad
- H.J. de Vries
- M.F. Baltussen
- A.G. Verkade
- Rechtspraak.nl
Recht op pleidooi in cassatie en de toepassing van art. 144 Rv
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een cassatieprocedure, staat het recht op pleidooi centraal. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.F. Baltussen, heeft cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank die haar verzoek om pleidooi had afgewezen. De zaak betreft een geschil over de functie-indeling en functiewaardering van de eiseres, die eerder met succes bij de kantonrechter was aangevochten. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten, waaronder HR 15 maart 1996 en HR 5 oktober 2001, duidelijk gemaakt dat een verzoek om pleidooi in beginsel moet worden gehonoreerd, tenzij er klemmende redenen zijn om dit te weigeren.
De rolrechter had in deze zaak het pleidooi afgewezen op basis van de veronderstelling dat er geen nieuwe gezichtspunten te verwachten waren en dat het verzoek niet strookte met de goede procesorde. De Hoge Raad oordeelt echter dat deze motivering niet voldoet aan de eisen die in de rechtspraak zijn gesteld. De rechtbank had de eiseres de kans moeten geven om haar standpunten mondeling toe te lichten, vooral gezien het belang van de zaak voor andere werknemers in vergelijkbare functies.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de beslissing van de Rechtbank onjuist is en dat de zaak moet worden vernietigd en verwezen voor een nieuwe beoordeling, waarbij het pleidooi alsnog kan plaatsvinden. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op een eerlijke procesvoering en de noodzaak voor rechters om verzoeken om pleidooi zorgvuldig te motiveren.