1 Zie rubriek 1 van het bestreden vonnis.
2 Het cassatieberoep is verworpen in HR 30 juni 1998, NJ 1998, 799 m.nt. Sch.
3 De beslissing is gepubliceerd in Nieuwsbrief Strafrecht 2003 nr. 91; de uitspraak in de parallelzaak (Van de Ven/Nederland) is gepubliceerd in EHRC 2003 nr. 26 m.nt. De Jonge. Zie n.a.v. deze beslissingen: Egb. Myer, Nieuwsbrief Strafrecht 2003, blz. 272-276; C. Kelk, NJB 2003 blz. 779-781. In reactie daarop heeft L.M.J. Timmers in NJB 2003, blz. 929, medegedeeld dat het visiteren van gedetineerden niet een inwendig onderzoek inhoudt. Hij wijst op art. 29 lid 2 Penitentiaire beginselenwet, dat, voor zover van belang, luidt: "Het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de gedetineerde".
4 De cassatietermijn bedraagt 8 weken (art. 402 lid 2 jo. art. 339 lid 2 Rv). Zie over de termijn bij sprongcassatie: HR 20 december 2002, NJ 2003, 164, en HR 18 december 1998, NJ 2000, 341 m.nt. DA, met verdere verwijzingen aldaar. De Staat heeft onweersproken gesteld dat sprongcassatie tussen partijen binnen de appeltermijn is overeengekomen.
5 In de s.t. zijdens [verweerder] wordt uitgegaan van 29 november 2003.
6 Art. 41 was tot voor kort genummerd als art. 50. Zie over deze bepaling en de daarop gebaseerde jurisprudentie van het EHRM: P. van Dijk en G.J.H. van Hoof, Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, 1998, blz. 239-259; J. van der Velde, Billijke genoegdoening, in: losbl. EVRM Rechtspraak en Commentaar, par. 3.41 (2001); M.L. van Emmerik, Schadevergoeding bij schending van mensenrechten, diss. 1997.
7 In gelijke zin: EHRM 5 maart 1998, RJD 1998-I, blz. 486 e.v., rov. 14 (Clooth/België); EHRM 23 januari 2001, RJD 2001-I, blz. 155, rov. 20 (Brumarescu/Roemenië); EHRM 4 juni 2002, nr 34462/97, n.p., (Wessels-Bergervoet/Nederland), rov. 63.
8 EHRM 13 juli 2000, RJD 2000-VIII, blz. 471 e.v., (Scozzari e.a./Italië).
9 Recommandation No. R (2000) 2, of the Committee of Ministers to member states on the re-examination or reopening of certain cases at domestic level following judgments of the European Court of Human Rights d.d. 19 januari 2000 (te raadplegen via www.coe.int.)
10 Zie hierover o.m.: R.A. Lawson, Internationale rechtspraak in de Nederlandse rechtsorde, preadv. NJV 1999-I; P.H.P.H.M.C. van Kempen, Heropening van procedures na veroordelingen door het EHRM, diss. 2003; dezelfde: De strafrechtelijke gevolgen binnen de Nederlandse rechtsorde van beslissingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, preadvies Ver. NL-B, DD 1999, blz. 96-152.
11 Door deze wet, i.w.tr. 1 januari 2003, is o.m. een nieuwe grond voor herziening toegevoegd aan art. 457 WvSv, voor gevallen van schending "in de procedure die tot de veroordeling of een veroordeling wegens hetzelfde feit op grond van dezelfde bewijsmiddelen heeft geleid, indien herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als bedoeld in artikel 41 van het verdrag". Naar oud recht was herziening op deze grond niet mogelijk: HR 6 juli 1999, NJ 1999, 800 m.nt. JdH.
12 Zie o.m.: Van Kempen, diss. 2003, a.w., blz. 65-71; M.T. Kamminga, Legal consequences of an internationally wrongful act of a state against an individual, in: T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik en P.H.P.H.M.C. van Kempen (red.), The execution of Strasbourg and Geneva human rights decisions in the national legal order (1999), blz. 65-74; M.T. Kamminga, Volkenrechtelijke aansprakelijkheid van de staat jegens het individu, preadv. Ned. Ver. Int. Recht 1997; S.K. Martens, Individual Complaints under Article 53 of the European Convention on Human Rights, in: R. Lawson en M. de Blois (red.), The Dynamics of the Protection of Human Rights in Europe (Schermers-bundel, 1994), blz. 253-292, i.h.b. blz. 263 e.v.;Th. van Boven, Study concerning the right to restitution, compensation and rehabilitation for victims of gross violations of human rights and fundamental freedoms, final report, op 2 juli 1993 uitgebracht aan de U.N. Commission on Human Rights; G. Ress, The Effects of Judgments and Decisions in Domestic Law, in: Macdonald, Matscher en Petzold (red.), The European System for the Protection of Human Rights (1993), blz. 801-851.
13 Het is beschamend dat een land als Nederland, één van de founding fathers van het EVRM, is veroordeeld wegens schending van art. 3 EVRM en dat nog wel in een inrichting van Justitie. Het tortuurverbod van art. 3 is één van de absolute rechten en vrijheden in het EVRM, d.w.z. dat niet in een tweede lid beperkingen op dit recht worden toegestaan.
14 De clausule "op vordering van de benadeelde" betekent dat het in beginsel de benadeelde, niet de laedens, is die bepaalt of een schadevergoeding in natura dan wel een schadevergoeding in geld de voorkeur geniet; zie Parl. Gesch. Boek 6, blz. 363-365; HR 10 september 1993, NJ 1996, 3 m.nt. MS.
15 HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721 m.nt. JdH; HR 9 januari 2001, NJ 2001, 307 m.nt. JdH.
16 J. de Hullu, Over rechtsmiddelen in strafzaken, diss. 1989, blz. 462-468.
17 Zie ook: HR 6 april 1999, NJ 1999, 565 m.nt. Sch., rov. 5.2.2.
18 Snijders/Wendels, Civiel appel (2003) nr. 319.
19 Vgl. A.J.M. Machielse, Executie: plicht of bevoegdheid?, in: G.J.M. Corstens e.a. (red.), Straffen in gerechtigheid (Jonkers-bundel, 1987), blz. 155-167.
20 Juist deze week berichtten de kranten dat in 2002 4837 gevangenen vanwege capaciteitsgebrek voortijdig zijn vrijgelaten. In Haags beleidsjargon heet dit "heenzenden aan de achterdeur". De eerlijkheid gebiedt erbij te zeggen dat het per gedetineerde maar om een gering aantal dagen gaat: Jaarverslag DJI 2002, blz. 26 (te raadplegen via www.justitie.nl).
21 Gratie kan ambtshalve worden verleend: zie art. 19 Gratiewet. Zie over gratie als middel tot herstel na een geconstateerde Verdragsschending: Van Kempen, diss., a.w., blz. 146-154.