1 Kamerstukken II 1987/88, 20329, A, p.1.
2 Kamerstukken II 1987/88, 20329, B, p.21/22.
3 Kamerstukken II 1987/88, 20329, B, p.22.
4 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 3, p.11.
5 Kamerstukken II 1985/86, 19405.
6 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 3, p.42.
7 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 3, p.44.
8 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 5, p.4.
9 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 5, p.11.
10 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 6, p.11/12.
11 Kamerstukken II 1988/89, 20329, nr. 9, p.4, 5 en 6. Zie ook Kamerstukken I 1988/89, 20329, nr. 158b, p.4.
12 Kamerstukken II 1988/89, 20329, nr. 13.
13 Handelingen II 49-4948/4949.
14 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 6, p.22.
15 Handelingen II 49-4950.
16 Handelingen II 49-4958.
17 Handelingen II 49-4963.
18 Handelingen II 49-4963.
19 Vgl. de aanhef van art. 6 lid 1 WAHV; Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 3, p.41, p.42.
20 Vgl. art. 9 lid 1 aanheft WAHV; Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 3, p.44.
21 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 6, p.11/12.
22 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 6, p.13.
23 EHRM 20 oktober 1997, NJ 1998,758 (Serves).
24 EHRM 27 februari 1980, 6903/75, Series A nr. 35 (Deweer); EHRM 10 december 1982, NJ 1987,828 § 52 (Foti); EHRM 10 december 1982, 8304/78, § 34 (Corigliano).
25 Idem M. Viering, Het toepassingsgebied van artikel 6 EVRM, p.188. Wel maakt Viering de opmerking dat sommige systemen de mogelijkheid aan de ene burger bieden de verdachte direkt zonder tussenkomst van een vervolgende autoriteit voor het gerecht te ontbieden. Wanneer er van zo een citation directe door de benadeelde partij sprake is wordt de strafrechter ingeschakeld niet door de overheid,maar door de benadeelde burger. Ook die inschakeling door de burger houdt een 'criminal charge' in.
26 EHRM 24 oktober 1986, Series A, nt. 108.
27 HR NJ 1993,319.
28 HR NJ 1988,617; HR NJ 1988,861; HR NJ 2001,721; HR 19 maart 2002, NJB 2002,67, p.905
29 HR NJ 1998,104.
30 HR NJ 1995,622.
31 Aanvankelijk opgenomen in art. 227a, nadien hernummerd tot art. 226.
32 Kamerstukken II, 1985/86, 19405, nr. 3, p. 10.
33 Kamerstukken II 1989/90, 19405, nr. 12, p. 4/5.
34 Dat deze uitleg niet zo buitenissig is blijkt wel uit de tekst van de de Verordening parkeerbelastingen 1995 van de gemeente Alphen aan den Rijn, waarover het in BNB 2000/284c ging. Artikel 3 van die verordening luidt aldus:
"Artikel 3
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede (mijn onderstreping, AM) aangemerkt:
a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig (...)."
35 In zijn noot in BNB wijst Snoijnk op het feit dat de Hoge Raad al in 1989 aan een ander dan de belastingplichtige de mogelijkheid van bezwaar heeft geboden toen die ander rechtstreeks belanghebbende bij de aanslag was omdat haar vermogensbestanddelen ook in de aanslag waren betrokken. De wetgever heeft daarop het hiaat in de rechtsbescherming van de derde-rechthebbende gedicht door in 1993 het huidige tweede lid van art. 23 AWR het licht te doen zien. Enige jaren later zijn de gedecentraliseerde belastingregelingen in bijvoorbeeld de Provincie- en Gemeentewet aangepast. Snoijnk doelt op art. 253 lid 4 Gemeentewet dat bepaalt dat een bezwaarschrift ook kan worden ingediend door de medebelastingplichtige van de degene op wiens naam een belastingaanslag is vermeld. De inlassing van het vierde lid in art. 253 Gemeentewet en van art. 232c in de Provinciewet zag op het geval dat meerdere personen belastingplichtig zijn, bijvoorbeeld omdat zij mede-eigenaren zijn van een zaak. Vgl.Kamerstukken II, 1995/96, 24771, nr. 3, p. 23/24. Weliswaar merkt de minister op p. 30 op dat ook bij andere belastingen dan de baatbelasting en de onroerende-zaakbelasting van meerdere belastingplichtigen sprake kan zijn, maar hij noemt de gemeentelijke parkeerbelastingen nergens. Maar art. 253 Gemeentewet maakt deel uit van de paragraaf die de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen regelt en waarin voor de gemeentelijke parkeerbelasting geen uitzondering is vastgesteld.
36 Rechtsoverweging 4.3:
"Het Hof heeft echter tevens vastgesteld (onderdeel 1 van zijn uitspraak) dat de naheffingsaanslag aan belanghebbende is opgelegd en is in zijn uitspraak daarvan verder uitgegaan. Het heeft klaarblijkelijk aangenomen dat terzake van hetzelfde belastbare feit meer dan één aanslag kan worden opgelegd. Dat is echter niet juist. Ter zake van hetzelfde belastbare feit kan slechts één aanslag worden opgelegd. Dit wordt nìet anders doordat in artikel 225, lid 5, met het oog op een praktische gang van zaken zolang geen voldoening van de belasting heeft plaatsgevonden, de houder als belastingplichtige is aangewezen.
Weliswaar kan met deze bepaling, gelet op de strekking ervan de invordering van parkeerbelastingen te vergemakkelijken, niet zijn bedoeld uit te sluiten dat de aanslag wordt opgelegd aan degene die het voertuig heeft geparkeerd, en dient deze bepaling dan ook zo te worden gelezen dat naast de houder ook degene die in artikel 225, lid 3, in de eerste plaats als belastingplichtige is aangewezen, als zodanig blijft aangemerkt (mijn cursivering, AM), maar dat laat onverlet dat slechts één aanslag kan worden opgelegd, aan één van de als belastingplichtige aangewezen personen."
37 HR NJ 1994,177
38 Aldus in grote lijnen ook HR NJ 1994,177.
39 HR NJ 1992,695.
40 Kamerstukken II 1987/88, 20329, nr. 6, p.11/12.
41 HR 7 juni 1994, VR 1995,34; zie ook HR 1 november 1995, VR 1995,60.
42 Wegenverkeerswetgeving, (losbl.) onder redactie van A.M. Durieux, Band 4, comm. art. 6, p. 3.
43 Aldus M. Barels, Hoofdlijnen van de Wet Mulder, 2e druk, p. 38.
44 L.J.J. Rogier, Artikelsgewijs commentaar WAHV, 3e druk, p. 75.
45 Ibidem, p. 99. Zie ook J.W. van der Hulst, De WAHV en de AWB, in Opstellen over bestuursrecht, p. 91.
46 J. Simmelink, Hoger beroep in de WAHV, in DD 2002, p. 326.
47 Barels, Hoofdlijnen van de Wet Mulder, p. 24.
48 Zie zijn noot onder het arrest van het hof in VR 2002, p.18.