1 Zie rov. 3 van het tussenvonnis van de rechtbank in samenhang met de feitenomschrijving op blz. 1-3 van het tussenvonnis van de kantonrechter, hier verkort weergegeven.
2 Dat is een kortere duur dan de periode van vijf jaar, genoemd in art. 7A:1625 resp. 1626 BW, zonder dat hiervoor de toestemming van de kantonrechter als bedoeld in art. 7A:1629 lid 2 BW is verkregen (zie het tussenvonnis van de kantonrechter blz. 2). In cassatie speelt dit punt geen rol. In rov. 6.3 van het tussenvonnis is de rechtbank, in cassatie onbestreden, uitgegaan van een langer dan 10 jaar voortdurende huurovereenkomst waarop het regime van art. 7A:1631 e.v. BW van toepassing is.
3 Productie 2 bij de inleidende dagvaarding.
4 Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat zich niet één van de twee gronden voordoet, genoemd in art. 7A:1631a lid 2 BW, verzocht de verhuurder om een belangenafweging als bedoeld in art. 1631a lid 1 BW (MvA onder 21.2).
5 Zie MvA sub 12.2 en rov. 2.6 van het eindvonnis van de rechtbank.
6 Zo heeft de wederpartij het ook begrepen: zie s.t. zijdens de verhuurder onder 3.1.
7 Waaronder: Asser-Abas, suppl. 5-II (2001), nr. 117; F.T. Oldenhuis, H.J. Rossel, P.M. Gompen en F.R.A. Schaaf, Hoofdlijnen in het huurrecht (1999), blz. 152; W.A.P. Smit en M.F.A. Evers, Huurrecht bedrijfsruimten (1997), blz. 91 en blz. 124; R.A. Dozy en Y.A.M. Jacobs, Hoofdstukken huurrecht (1999) blz. 410-411.
8 In de procedure als bedoeld in art. 7A:1631 BW mede van toepassing; zie het derde lid van art. 7A:1631.
9 In het komende huurrecht (wetsvoorstel 26 089, thans in behandeling bij de Eerste Kamer), bepaalt art. 7:273 lid 1 evenals het huidige art. 7A:1623d BW dat de rechter bij zijn beslissing op de vordering van de verhuurder uitsluitend de in de opzegging vermelde gronden in aanmerking neemt.
10 Nadere MvA, TK 1978/79, 14 249, nrs. 11-12, blz. 11.
11 Zie het debat tussen het Tweede Kamerlid Tripels en minister de Ruiter, Hand. II 17 mei 1979, blz. 5032 en blz. 5086. In het losbl. Handboek Huurrecht, aant. 16c op art. 7A:1623b BW, merkt E.E. Wijkerslooth-Vinke, m.i. terecht, op dat door het verleggen van het procesinitiatief ook de functie van de verplichting tot het motiveren van de huuropzegging is veranderd. Stond voorheen de informatieplicht voorop (na een ongemotiveerde opzegging door de verhuurder was de huurder niet of nauwelijks in staat de opzegging in rechte aan te vechten), in het nieuwe stelsel is de motiveringsverplichting "gaan functioneren als een effectieve rem voor de verhuurder om op te zeggen op kansloze gronden". Zie ook de A-G Asser, conclusie onder 3.17 en 3.18 voor HR 3 november 1989, NJ 1990, 161 m.nt. PAS, over de veranderde functie van de verplichting tot motivering van de opzegging.
12 HR 8 januari 1982, NJ 1982, 445 m.nt. PAS, rov. 1; conclusie A-G van Soest voor HR 27 januari 1989, NJ 1989, 767 m.nt. PAS, onder 6.2 - 6.3.
13 Zie bijvoorbeeld Asser-Abas (2001), nr. 117, blz. 140-141.
14 Zie art. 7A:1628 lid 1 BW voor de beëindiging van een huurovereenkomsten van bedrijfsruimte, die voor vijf jaar geldt of voor een tijdvak van meer dan 5 maar minder dan 10 jaar.
15 HR 3 november 1989, NJ 1990, 161 m.nt. PAS.
16 HR 7 mei 1993, NJ 1993, 402; R.A. Dozy en Y.A.M. Jacobs, Hoofdstukken huurrecht (1999), blz. 412; A.R. de Jonge, De huurovereenkomst (2002), nr. 67.
17 In het komende huurrecht voor bedrijfsruimte (wetsvoorstel 26 932, thans bij de Eerste Kamer in behandeling) worden vergelijkbare bepalingen neergelegd in de art. 7:293 e.v. BW. Zie voor een korte beschrijving van het komende recht: A.R. de Jonge, De huurovereenkomst (2002), nrs. 50 - 68; T.E. Hovius, Het wetsvoorstel huur bedrijfsruimte, BR 2002, blz. 474-477.
18 Vgl. E.E. Wijkerslooth-Vinke, losbl. Handboek Huurrecht, aant. 12 op art. 7A:1623d BW.
19 Bij onvoorzien gewijzigde omstandigheden na de opzegging kan het nodig zijn de verhuurder tegemoet te komen; zie reeds het aangehaalde arrest HR 26 mei 1977, NJ 1978, 63.
20 Inl. dagv.; CvR punt 4.2 e.v.; MvA 1.3; pleitnotities zijdens de verhuurder in appel onder 7 en 8.
21 HR 25 oktober 1991, NJ 1992, 148 m.nt. PAS (rov. 3.4).
22 HR 14 november 1997, NJ 1998, 148 (rov. 3.6); HR 10 oktober 1980, NJ 1981, 150 m.nt. PAS.
23 HR 24 januari 1997, NJ 1997, 558 m.nt. PAS (rov. 3.3).
24 CvD onder 9 - 12; MvA incid. onder 5; zie ook de brief namens de verhuurder aan de rechtbank d.d. 25 april 2000 blz. 1 onderaan/2 bovenaan, met de jaarstukken van de B.V. als bijlage; deze werden besproken in de pleitnota zijdens de huurder onder nr. 32 e.v. en in de pleitnota zijdens de verhuurder onder nr. 7.