1 In het thans bestreden vonnis van het Gemeenschappelijk Hof staat telkens Jeremie. In alle anders stuken wordt de naam Jeremi gebruikt. Ik ga er van uit dat Jeremi de juiste naam is.
2 R.o. 4.2 van 's hofs bestreden vonnis jo. r.o. 3.1. van het vonnis van het GEA van 10 januari 2000. Zie ook r.o. 4.11 van het bestreden vonnis.
3 Prod. 4 bij het inleidend verzoekschrift.
4 Prod. 6 bij het inleidend verzoekschrift.
5 Prod. 7 bij het inleidend verzoekschrift.
6 Prod. 8 bij het inleidend verzoekschrift.
7 Prod. 9 bij het inleidend verzoekschrift.
8 R.o. 4.11 van het bestreden vonnis.
9 Prod. 9 bij de conclusie van antwoord van 18 januari 1999.
10 In r.o. 3.1 van het vonnis van het GEA van 10 januari 2000 zijn op blz. 3 achter het gedachtestreepje dat gevolgd wordt door de woorden 'In een brief van 30 januari 1996...' de namen van Kodela en Jeremi per abuis verwisseld.
11 Prod. 10 bij het inleidend verzoekschrift.
12 Prod. 11 bij het inleidend verzoekschrift (in het A-dossier ontbreekt de laatste bladzijde van dit vonnis).
13 Het verzoekschrift is op 2 maart 2001 binnengekomen bij de Hoge Raad. De cassatietermijn bedraagt drie maanden (art. 4 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba).
14 Zie art. 426b Rv jo. art. 1 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
15 Zie r.o. 3 aldaar.
16 Zie in dit verband ook, zij het zijdelings, HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579 (over incidenteel cassatieberoep in de faillissementsprocedure).
17 (Als aangehaald door Asser:) Th.B. ten Kate, Procesregels naar de kern genomen, in: Een goede procesorde (Haardt-bundel), Deventer 1983, p. 71 e.v.
18 P. 328, eén-na-laatste alinea aldaar.
19 Onder verwijzing naar HR 4 december 1987, NJ 1988, 343.
20 Zie hierover nader: losbl. Burgerlijke rechtsvordering, aant. 3 bij boek II, titel 5, Indirecte executie (H. Stein en A.I. M. van Mierlo).
21 Vgl. HR 14 februari 1997, NJ 1999, 409 (Zunoca/Het Land Aruba), i.h.b. r.o. 3.4, de conclusie van (toenmalig) A-G Hartkamp voor dit arrest onder 7 en de noot van S.C.J.J. Kortmann onder dit arrest, onder 2. Vgl. ook HR 21 mei 1999, NJ 2000, 13 (Pleasure/Delray) m.nt. HJS onder NJ 2000, 14, i.h.b. r.o. 3.3 en de conclusie van A-G Bakels voor dit arrest onder 3.1-3.4, en HR 23 november 2001, NJ 2002, 25 (Marielle Investments/ING c.s.), i.h.b. r.ovv. 3.4-3.5 en de conclusie van A-G De Vries Lentsch-Kostense voor dit arrest onder 9-10.
22 NJ 1994, 652 m.nt. HER.
23 Resp. HR 3 januari 1964, NJ 1964, 445 m.nt. GJS en HR 18 februari 1966, NJ 1966, 208 m.nt. GJS. Zie over dit alles ook losbladige Onrechtmatige daad II.1, aant. 245-246 (Deurvorst).
24 Het GEA schrijft Jeremi, maar bedoelt naar ik aanneem Kodela.
25 Vgl. andermaal r.o. 4.4 van het bestreden vonnis.
26 O.g.v. art. 1 lid 1 Cassatieregeling Nederlandse Antillen van overeenkomstige toepassing.
27 Vgl. HR 11 januari 2002, NJ 2002, 82 (General Accident/Bergen).
28 Vgl. akte uitlating produkties d.d. 14 juni 1999, onder 6, en prod. 21 bij die akte. Volgens Jeremi betwistte Kodela niet dat volgens die planning werd gewerkt (vgl. pleitnotities mr Neefe dd. 10 oktober 2000, onder 3.4). Vgl. ook s.t. Jeremi, nr. 2.16 (p. 8).
29 Prod. 9 bij conclusie van dupliek, waarnaar de MvG onder nr 26 verwijst.
30 Vgl. akte uitlating produkties d.d. 14 juni 1999, onder 7 en 8.
31 Prod. 16c bij conclusie van repliek, aangehaald in de MvG onder 29, p. 9.
32 Vgl. akte houdende uitlating produkties d.d. 14 juni 1999, onder 9.
33 Prod. 16d bij conclusie van repliek, aangehaald in MvG onder 30, pp. 9-10.
34 Zie behalve MvG onder 61 ook de pleitnotities van mr Neefe dd. 10 oktober 2000 onder 2.7, p. 3, en onder 3.18, p. 10.
35 Zie de onweersproken stelling van Kodela in de pleitnotities van haar advocaat van 15 oktober 1999, nr. 7, p. 3.
36 Terzijde verwijs ik naar de conclusie (onder 27) van A-G Koopmans voor HR 9 november 1990, NJ 1992, 213 m.nt. WMK (Nahar c.s/Cornes c.s.); naar HR 21 mei 1999, NJ 2000, 13 m.nt. HJS onder nr 14 (Pleasure/Delaray), i.h.b.ook de conclusie van A-G Bakels voor dit arrest onder 3.6; en naar de conclusie van A-G Wesseling-Van Gent voor HR 30 juni 2000, NJ 2000, 535 (Koraal Specht) onder 2.12.