ECLI:NL:PHR:2002:AE1116
Parket bij de Hoge Raad
- A-G Mok
- mr Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensbeginsel en aftrekbaarheid van extra autokosten bij invaliditeit in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van extra autokosten door een belastingplichtige die lichamelijk gehandicapt is. De belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 1997 een bedrag van f 7475 aan autokosten opgevoerd, waarvan hij stelt dat deze kosten voortvloeien uit zijn invaliditeit. De Inspecteur heeft echter de aangifte afgewezen, omdat de belanghebbende niet voldoende heeft aangetoond dat zijn autokosten hoger zijn dan die van vergelijkbare personen zonder invaliditeit. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd afgewezen door de Inspecteur. Tijdens de zitting bij het Hof heeft de belanghebbende zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, omdat de Inspecteur in het verleden vergelijkbare kosten had goedgekeurd.
Het Hof oordeelt dat de belanghebbende op basis van de gedragingen van de Inspecteur een gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan de goedkeuring van de aangifte voor het jaar 1998, waarin dezelfde kosten zijn opgevoerd. Het Hof stelt vast dat de Inspecteur in zijn brief van 12 oktober 1999 heeft aangegeven dat de extra vervoerskosten voor het jaar 1998 opnieuw beoordeeld zouden worden. Dit wekt bij de belanghebbende de indruk dat de Inspecteur zijn standpunt over de aftrekbaarheid van autokosten in de aangifte voor 1997 ook zou heroverwegen. Het Hof concludeert dat de belanghebbende redelijkerwijs mocht aannemen dat de Inspecteur zijn standpunt had bepaald in overeenstemming met de door hem ingediende aangifte.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof en stelt dat voor het aannemen van rechtens te honoreren vertrouwen vereist is dat de belastingplichtige redelijkerwijs mocht aannemen dat de Inspecteur jegens hem bewust een standpunt heeft bepaald. De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur niet kan terugkomen op zijn eerdere goedkeuring van de aangifte voor 1998, omdat dit de indruk wekt dat hij ook voor het jaar 1997 een vergelijkbaar standpunt zou innemen. De uitspraak van het Hof wordt bevestigd, en de aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen van f 31.495.