ECLI:NL:PHR:2002:AD4923
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van werkgever voor arbeidsongeval van werknemer in supermarkt
In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden bij Albert Heijn, waar de werknemer, [verweerster], tijdens haar werkzaamheden ten val is gekomen. De werknemer heeft schade geleden door knieletsel als gevolg van deze val, die plaatsvond op 27 mei 1994. De werknemer heeft Albert Heijn aangeklaagd voor schadevergoeding, stellende dat zij is uitgegleden over uisnippers en visresten die op de vloer lagen nabij een haringkar. De Kantonrechter te Lelystad heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de werknemer aannemelijk heeft gemaakt dat zij is uitgegleden en heeft Albert Heijn belast met het bewijs van haar stelling dat dit niet het geval was. Uiteindelijk heeft de Kantonrechter de vordering van de werknemer toegewezen, omdat Albert Heijn niet in het haar opgedragen bewijs was geslaagd.
Albert Heijn heeft in hoger beroep de beslissing van de Kantonrechter aangevochten en betoogd dat de exacte toedracht van het ongeval van belang is voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. De Rechtbank heeft echter geoordeeld dat de exacte toedracht niet ter zake doet en dat de werknemer voldoende had aangetoond dat zij een ongeval had gehad in de uitoefening van haar werkzaamheden. De Rechtbank heeft ook geoordeeld dat Albert Heijn niet aan haar stelplicht had voldaan, omdat zij geen ongevalsrapportage had opgemaakt.
In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het ontbreken van een ongevalsrapportage automatisch betekent dat de werkgever niet aan zijn zorgverplichting heeft voldaan. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de werkgever moet bewijzen dat hij aan zijn zorgverplichting heeft voldaan, en dat de werknemer niet verplicht is om de exacte toedracht van het ongeval te bewijzen. De Hoge Raad heeft het bestreden vonnis vernietigd en de zaak verwezen voor verdere behandeling.