ECLI:NL:PHR:2001:ZD2893

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
02028/00
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zwaar lichamelijk letsel in mishandelingszaak

In deze zaak gaat het om een verzoeker die op 19 december 1997 in Heerenveen samen met een ander een persoon heeft mishandeld. De mishandeling resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een gebroken neus en een afgebroken voortand. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld na een eerdere vrijspraak door het gerechtshof te Leeuwarden op 1 november 1999. Het hof had de verzoeker veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en onbetaalde arbeid, maar had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

De advocaat van de verzoeker heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel zich richtte op de vraag of uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende blijkt dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, dat een opsomming geeft van gevallen van zwaar lichamelijk letsel, maar niet limitatief is. Dit betekent dat de rechter in staat is om te oordelen of letsel als zwaar kan worden beschouwd, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

De Hoge Raad concludeert dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende informatie bieden over de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel. Hierdoor is het oordeel van het hof dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen niet begrijpelijk. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.

Conclusie

Mr Jörg
Nr. 02028/00
Zitting 29 mei 2001
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft verzoeker bij arrest van 1 november 1999 vrijgesproken van de hem bij inleidende dagvaarding primair en subsidiair tenlastegelegde feiten en hem ter zake van meer subsidiair "medeplegen van mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft" veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte in plaats van zes weken gevangenisstraf. Voorts heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
2. Namens verzoeker heeft mr R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld. Het cassatieberoep richt zich kennelijk niet tegen de gegeven vrijspraken.
3. Het middel klaagt erover dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer volgt dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4. Ten laste van verzoeker is onder meer subsidiair bewezenverklaard dat:
"hij op 19 december 1997, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander,
- opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [het slachtoffer], tegen diens hoofd heeft geschopt en gestompt, tengevolge waarvan [dat slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een afgebroken voortand, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden ()."
5. De gebezigde bewijsmiddelen houden omtrent de aard van de verwondingen van het slachtoffer het volgende in:
- De tegenover de politie afgelegde verklaring van het slachtoffer (bewijsmiddel 1):
"Ik had erge pijn aan mijn neus, linker kaak en linker oog. In het ziekenhuis bleek dat mijn neus en voortand gebroken waren."
- De geneeskundige verklaring van tandarts [...] (bewijsmiddel 2):
"Uitwendig waargenomen letsel:
- afgebroken voortand; kroon op dit element is noodzakelijk."
6. Art. 82 Sr geeft een opsomming van gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden beschouwd. Die opsomming is evenwel niet limitatief, zodat het de rechter vrijstaat om lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Dat brengt mee dat het oordeel of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel is te beschouwen in belangrijke mate is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt en derhalve in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. Voor de toetsing in cassatie geldt dat de Hoge Raad pas zal ingrijpen indien uit de bestreden beslissing niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel (vgl. HR 13 maart 2001, nr. 01407/99, NJB 2001, p. 680, nr. 72; HR 5 december 2000, NJ 2001, 99; HR 16 mei 2000, NJ 2000, 510; HR 12 oktober 1999, NJ 1999, 828; HR 19 januari 1999, NJ 1999, 344; HR 17 november 1998, NJ 1999, 151).
7. Aangezien de gebezigde bewijsmiddelen naast het hiervoor onder 5 weergegevene verder niets inhouden omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel, is het oordeel van het hof dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heef bekomen niet zonder meer begrijpelijk. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
8. Het middel klaagt daar terecht over.
9. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG