ECLI:NL:PHR:2001:ZD2881
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg Zitting
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van vervolgingsuitlevering aan België en cassatiegronden
In deze zaak heeft de arrondissementsrechtbank te Haarlem op 8 februari 2001 de vervolgingsuitlevering van de verzoeker aan België toelaatbaar verklaard. Dit betrof feiten zoals omschreven in het bevel tot aanhouding van 30 juni 1998 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brugge. De advocaat van de verzoeker, mr. Ong Sien Hien, heeft een geschrift ingediend met opmerkingen over de uitspraak van de rechtbank Haarlem. Dit geschrift gaf aanleiding tot enkele kanttekeningen, waaronder het feit dat niet vermeld was dat de verzoeker mr. Ong Sien Hien had gevolmachtigd tot indiening van het geschrift. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat dit echter geen beletsel vormt om van het geschrift kennis te nemen, zoals eerder is vastgesteld in de jurisprudentie.
De Advocaat-Generaal wijst erop dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de eisen van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. Dit houdt in dat de klachten over schending van rechtsregels of verzuimen van vormvoorschriften duidelijk en stellig moeten zijn. In deze zaak bevat de schriftuur geen voldoende nauwkeurige omschrijving van de rechtsregels die zouden zijn geschonden, noch van de omstandigheden die op deze schending wijzen. De rechtbank heeft het verweer van de verzoeker te ruim opgevat, maar de Advocaat-Generaal concludeert dat de schriftuur geen middelen van cassatie bevat.
Aangezien de verzoeker niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is het voorschrift van artikel 31, vierde lid, van de Uitleveringswet niet nageleefd. Hierdoor kan de verzoeker niet in het beroep worden ontvangen. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.