ECLI:NL:PHR:2001:ZC3665
Parket bij de Hoge Raad
- C.L. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
De nietigheid van een testament door het ontbreken van een jaartal in de notariële akte
In deze zaak gaat het om de geldigheid van een testament dat op 26 april 1994 is verleden voor notaris mr. L. van Solkema te 's-Gravenhage. De eisers tot cassatie, die als erfgenamen zijn aangewezen, vorderden een verklaring voor recht dat dit testament authentiek is. De rechtsvraag die centraal staat, is of het testament nietig moet worden verklaard omdat de notariële akte geen jaartal bij de datum van verlijden vermeldt. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de formaliteiten voor een notariële akte, zoals voorgeschreven in de artikelen 4:985 en 4:1000 BW, niet zijn nageleefd, waardoor het testament nietig is. Het Hof heeft dit oordeel bevestigd, waarbij het heeft benadrukt dat de wetgever strenge eisen heeft gesteld aan de geldigheid van testamenten om rechtszekerheid te waarborgen. De eisers tot cassatie hebben betoogd dat het ontbreken van het jaartal slechts leidt tot vernietigbaarheid en niet tot nietigheid, maar het Hof heeft deze redenering verworpen. Het Hof oordeelde dat de sanctie van nietigheid van toepassing is, omdat de akte niet voldoet aan de vereisten van de Wet op het Notarisambt. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de rechtszekerheid en de bescherming van erfgenamen, aangezien het Hof heeft geoordeeld dat de belangen van de erfgenamen van de erflater voorop staan. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het beroep tot vernietiging van het testament niet kan slagen, omdat de wet duidelijk voorschrijft dat een testament nietig is als de vereiste formaliteiten niet zijn nageleefd.