ECLI:NL:PHR:2001:AB3128
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Wortel
- Rechtspraak.nl
Verweerder veroordeeld voor het onthouden van noodzakelijke verzorging aan dieren
In deze zaak is verzoeker door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld voor het onthouden van noodzakelijke verzorging aan dieren, wat in strijd is met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De veroordeling omvatte honderd uur onbetaalde arbeid en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Het Hof heeft ook bepaald dat verzoeker een deel van de opbrengst van de verkoop van inbeslaggenomen dieren terugkrijgt, terwijl het restant verbeurd is verklaard. De tenlastelegging omvatte zowel het nodeloos veroorzaken van pijn of letsel aan dieren als het onthouden van verzorging. Verzoeker is vrijgesproken van de eerste beschuldiging, maar is wel veroordeeld voor de subsidiaire beschuldiging. Het Hof heeft de bijzondere voorwaarde opgelegd dat verzoeker gedurende de proeftijd geen dieren mag houden, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en het gebrek aan verbetering in de verzorging van zijn dieren. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld, waarbij de klachten van verzoeker over de disproportionaliteit van de straf en de verbeurdverklaring van de opbrengst zijn besproken. De Hoge Raad concludeert dat de opgelegde straf niet onbegrijpelijk is en dat het Hof voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de zaak. De beslissing van het Hof om de opbrengst van de inbeslaggenomen dieren te verbeurd te verklaren, wordt ook niet als onterecht beschouwd, hoewel er vragen zijn over de verbeurdverklaring van andere dieren die niet in slechte staat verkeerden. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging, en dat de zaak moet worden verwezen naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling.