ECLI:NL:PHR:2001:AB1592

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01370/99 E
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake milieubeheer

In deze zaak gaat het om een verzoeker die door de economische politierechter in de arrondissementsrechtbank te Haarlem op 2 februari 1999 is veroordeeld tot een geldboete van ƒ 500,- voor het overtreden van artikel 10.2, eerste lid van de Wet milieubeheer. De verzoeker heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld, waarbij drie middelen van cassatie zijn voorgesteld door zijn advocaat, mr. A. van Waarden. De tenlastelegging betreft het ontdoen van afvalstoffen in de nabijheid van het Zijkanaal B te Velsen-Zuid op 25 juni 1997. Het feit is strafbaar gesteld in de Wet milieubeheer en kan zowel als misdrijf als overtreding worden gekwalificeerd, afhankelijk van de opzet van de verzoeker. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de akte rechtsmiddel, die op 4 februari 1999 is ingediend, moet worden opgevat als een hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter. De verzoeker heeft geacht te hebben willen aanwenden wat volgens de wet openstond, en de verklaring die ter griffie is afgelegd, moet dienovereenkomstig worden geïnterpreteerd. De voorgestelde middelen van cassatie blijven buiten bespreking, en de conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verklaring van de verzoeker als hoger beroep zal verstaan en de stukken zal verzenden naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

Conclusie

Mr Jörg
Nr. 01370/99/E
Zitting 20 maart 2001
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Verzoeker is door de economische politierechter in de arrondissementsrechtbank te Haarlem bij vonnis van 2 februari 1999 ter zake van 1. "overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.2, eerste lid van de Wet milieubeheer" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 500,- subsidiair tien dagen hechtenis, waarvan ƒ 250,- subsidiair vijf dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2. Namens verzoeker heeft mr A. van Waarden, advocaat te Haarlem, bij schriftuur drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Aan verzoeker is bij inleidende dagvaarding onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 25 juni 1997 te Velsen-Zuid, in de gemeente Velsen, langs en/of in de nabijheid van het Zijkanaal B aldaar, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten een hoeveelheid huishoudelijk afval en/of plastic zakken inhoudende huishoudelijk afval en/of plastic verpakkingsmateriaal en/of afdekzeilen en/of hout en/of houtresten en/of touwen en/of kabels en/of rubberen slangen en/of electriciteitskabels en/of ijzeren pijpen en/of ijzeren platen en/of ijzeren profielen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting op of in de bodem te brengen."
4. Voormeld feit is strafbaar gesteld in art. 10.2, eerste lid, Wet milieubeheer en levert ingevolge art. 1a, aanhef en onder 1°, in verbinding met art. 2, eerste lid, WED een misdrijf op voorzover het feit opzettelijk is begaan en anders een overtreding. De steller van de tenlastelegging heeft door daarin de woorden "al dan niet opzettelijk" op te nemen derhalve primair een misdrijf en subsidiair een overtreding tenlastegelegd. Nu de bestreden uitspraak mede naar aanleiding van een misdrijf is gewezen en krachtens art. 407, eerste lid, Sv hoger beroep slechts tegen een vonnis in zijn geheel openstaat, stond voor verzoeker ingevolge art. 51, eerste lid, WED hoger beroep open en kon ingevolge art. 96, eerste lid, RO geen beroep in cassatie worden ingesteld (vgl. HR 24 juni 1997, DD 97.324).
5. De akte rechtsmiddel houdt in dat op 4 februari 1999 namens verzoeker beroep is ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter voorzover hij daarbij is veroordeeld.(1)
6. Aangezien verzoeker tegen het vonnis van de economische politierechter geacht moet worden het rechtsmiddel te hebben willen aanwenden dat volgens de wet daartegen openstond, moet het ervoor worden gehouden dat verzoeker hoger beroep heeft willen instellen. De namens verzoeker ter griffie van de rechtbank afgelegde verklaring zal dienovereenkomstig moeten worden verstaan.
7. Bij die stand van zaken kunnen de namens verzoeker voorgestelde middelen van cassatie buiten bespreking blijven.
8. Deze conclusie strekt ertoe dat Uw Raad de in de akte rechtsmiddel namens verzoeker afgelegde verklaring aldus zal verstaan dat verzoeker hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 2 februari 1999 voorzover hij daarbij is veroordeeld en dat de stukken zullen worden verzonden aan de griffier van het gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak aldaar door de Economische Kamer in hoger beroep kan worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Hoewel het vonnis als bijkomende beslissingen "vrijspraak van hetgeen meer of anders is telastegelegd dan bewezen is verklaard" vermeldt, leid ik uit de aantekening op de akte rechtsmiddel alsmede uit het feit dat door de raadsman ter zake van feit 2 een avas-verweer is gevoerd, en tenslotte uit de vordering van de officier van justitie (ovar) af dat de economische politierechter deze eis gevolgd heeft.