ECLI:NL:PHR:2001:AB0970
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van observatie in strafzaken en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de toelaatbaarheid van stelselmatige observatie door het Openbaar Ministerie in het kader van een strafzaak. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren wegens overtreding van de Opiumwet. De verdediging stelde dat het Hof het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens stelselmatige observatie, ten onrechte had verworpen. De verdediging voerde aan dat de gronden voor deze verwerping onvoldoende waren en dat het arrest van het Hof niet toereikend gemotiveerd was.
De Hoge Raad overwoog dat het Hof bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de observaties rekening had gehouden met verschillende factoren, zoals de frequentie, duur, plaats, gebruikte methoden, doel van de observaties, de ervaren overlast en de graad van verdenking tegen de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Hoge Raad bevestigde dat de observaties niet verder gingen dan wat op basis van de verdenking gerechtvaardigd was en dat de observaties zich beperkten tot wat in de openbare ruimte waarneembaar was. De verdediging had niet overtuigend aangetoond dat de observaties een ontoelaatbare inbreuk op de privacy van de verdachte vormden. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en oordeelde dat er geen reden was voor vernietiging van het bestreden arrest.