ECLI:NL:PHR:2000:AA8454
Parket bij de Hoge Raad
- P. de Vries Lentsch - Kostense
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van kosten van bijstand en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van kosten van bijstand door de Gemeente Roosendaal van verzoeker. Het beroepschrift van verzoeker is op 2 september 1998 ingediend, terwijl de Gemeente een verweerschrift had ingediend. De Rechtbank heeft verzoeker ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, omdat de inleidende verzoekschriften vóór 1 januari 1996 waren ingediend en de toepasselijke procesregels van de oude Algemene Bijstandswet (ABW) van toepassing waren. De Rechtbank stelde vast dat het afschrift van de bestreden beschikking door de griffier op of vóór 31 juli 1998 was verzonden, maar verzoeker had zijn beroepschrift pas op 2 september 1998 ingediend, wat buiten de termijn viel.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beroepstermijn pas begint te lopen na verzending van het afschrift van de beschikking aan verzoeker. De Hoge Raad wijst erop dat er geen bewijs is dat de griffier een afschrift van de beschikking aan verzoeker heeft verzonden. De bestreden beschikking kan daarom niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak voor een nieuwe beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeker in zijn hoger beroep.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden terugverwezen voor verdere behandeling. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de toepasselijkheid van procesregels en de termijnen voor het indienen van beroepschriften in het kader van de terugvordering van bijstands kosten.