ECLI:NL:PHR:2000:AA5863
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggave van inbeslaggenomen kalveren en wettelijke vertragingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over twee belangrijke juridische vraagstukken met betrekking tot inbeslaggenomen goederen en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De eiser, een veehouder, had in cassatie beroep ingesteld tegen een uitspraak van het gerechtshof, dat zijn vordering tot schadevergoeding had afgewezen. De zaak begon met de inbeslagname van 51 mestkalveren door de Algemene Inspectiedienst (AID) op basis van verdenking van overtreding van de Verordening stoffen met sympathico mimetische werking. De rechtbank te Breda had eerder bevolen tot teruggave van de kalveren, maar deze waren inmiddels vernietigd. De eiser vorderde schadevergoeding op basis van de getaxeerde waarde van de kalveren, maar het hof oordeelde dat de waarde van de kalveren op nihil moest worden gesteld, omdat het verhandelen ervan verboden was.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de bewaarder van de inbeslaggenomen kalveren, de provinciale voedselcommissaris, niet de vrijheid had om de waarde van de kalveren zelf te bepalen. De waarde moest worden vastgesteld op basis van de taxatie die was uitgevoerd voordat de kalveren werden vernietigd. De Hoge Raad benadrukte dat de teruggave van inbeslaggenomen goederen of de waarde daarvan aan de persoon bij wie het voorwerp in beslag is genomen, moet plaatsvinden, tenzij de rechter anders heeft beslist.
Daarnaast werd de vraag behandeld of de eiser recht had op wettelijke vertragingsrente over het bedrag dat hij had ontvangen van de Staat. De Hoge Raad oordeelde dat de eiser niet in verzuim was, omdat hij het bedrag had ontvangen op basis van een rechterlijk vonnis. De Staat had geen andere feiten aangevoerd die zouden wijzen op verzuim aan de zijde van de eiser. De Hoge Raad concludeerde dat de vordering van de eiser tot schadevergoeding niet toewijsbaar was, omdat de waarde van de kalveren op nihil was gesteld en dat de wettelijke rente over het ontvangen bedrag ook niet verschuldigd was.