1 Een in deze zaak opgeworpen desaveu-incident heeft reeds bij Uw Raad gediend (HR 20
december
1996, 16.109, niet gepubliceerd).
2 Vgl. r.o. 3.3 van het eindvonnis van 8 februari 1994.
3 Vgl. het eindvonnis van 8 februari 1994, r.o. 3.3 en het arrest van de Hoge Raad van 20 december 1996 (rolnr. 16.109) in het hierna te bespreken desaveu-incident, r.o. 3.1, onder (iii).
4 Productie 1 bij de memorie van antwoord.
5 Gemakshalve heb ik de afzonderlijke alinea’s van r.o. 4 van een nummering voorzien.
6 Geciteerd door [verweerder] in zijn memorie van antwoord nr. 13. [Verweerder] put hiervoor
uit de conclusie van antwoord van mr Smit in het desaveu-incident, waarbij hij eveneens
partij was. De stukken van dit incident bevinden zich niet in het procesdossier.
7 De cassatiedagvaarding werd uitgebracht op 9 juli 1998.
8 Asser-Kleijn 5-IV, a.w., blz. 283.
9 Asser-Kleijn 5-IV, a.w., blz. 269; Bijzondere contracten (Aaftink), aant. 2 bij art. 1888.
10 Wet van 27 mei 1993, houdende vaststelling en invoering van de titels 7.7 (Opdracht) en
7.15 (Vaststellingsovereenkomst) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Stb. 1993, 309.
11 Nota van wijziging wetsvoorstel 17 779, TK 1989-1990, nr. 4, blz.14.
12 Brieven van 28 juni 1993 en 30 juni 1993.
13 Vgl. Veegens/Korthals Altes/Groen, 1989, blz. 294-295 en de daar genoemde
jurisprudentie.
14 HR 27 juni 1975, NJ 1976, 159.
15 HR 2 juni 1989, NJ 1989, 654. Zie ook Hof Den Haag 25 maart 1935, NJ 1935, blz. 1092;
Hof Amsterdam 9 mei 1946, NJ 1947, 105 en Hof Amsterdam 30 maart 1978, NJ 1979,
376. Vgl. ook HR 30 juni 1949, NJ 1950, 137, waarin het ging om de vraag of een
huurovereenkomst bij geschrift was aangegaan. In zijn noot onder dit arrest wijst Houwing
erop dat de deze uitspraak van belang is voor al die gevallen waarin de wet voor de
geldigheid van een overeenkomst de eis stelt dat zij schriftelijk wordt aangegaan. Vgl.
voorts Asser-Kleijn 5-IV, a.w., blz. 288 en Bijzondere contracten (Aaftink),
aant. 5-7 bij art. 1888 en de aldaar genoemde vindplaatsen.
16 Snijders/Ynzonides/Meijer, 1997, blz. 129.
17 Burgerlijke Rechtsvordering , Asser, art. 19, aant. 3.
18 Zie noot 16.
19 Van Boneval Faure, 4e druk (1900), deel 2, blz. 181; Asser-Kamphuisen, derde druk
(1960), blz. 808; Asser-Kleijn 5-IV, a.w., blz. 287-288; Bijzondere contracten (Aaftink),
aant. 5 bij art. 1888.
20 Vgl. Burgerlijke Rechtsvordering, Asser, art. 19, aant. 2; Van Rossem-Cleveringa, 1972,
art. 19, aant. 6; Star Busmann, Hoofdstukken van burgerlijke rechtsvordering, 1972, blz.
329.
21 Van Rossem-Cleveringa, a.w., blz. 233, lijkt deze opvatting te zijn toegedaan, waar deze
schrijft dat indien een der partijen weigert te ondertekenen, haar houding niet anders kan
worden opgevat dan een weigering van de schikking op het laatste moment.
22 HR 30 november 1979, NJ 1980, 289 (PAS).
23 NJ 1997, 101.
24 Hoewel het een alimentatiezaak betreft, meen ik dat het arrest ook voor de dading van
belang is, gelet op voormelde ratio.
25 Het hof, aan wie in beginsel de uitleg van de memorie van grieven is voorbehouden, heeft
een grief van deze strekking in elk geval niet in de stukken gelezen en daarover klaagt het
middel - terecht - ook niet.
26 Vgl. Hof Amsterdam 30 maart 1978, NJ 1979, 376; Asser-Kleijn 5-IV, a.w., blz. 285-286;
Bijzondere contracten (Aaftink), aant. 4 bij art. 1888.
27 HR 30 november 1979, NJ 1980, 289.