2. Inzet van de onderhavige procedure is een stuk grond van 247 m2 dat deel uitmaakt(e) van het ca. 2.227 m2 grote kadas-trale perceel [woonplaats], sectie K, nummer [nummer], dat de Gemeente - in 1966 - in eigendom verwierf. Op dit kadastrale perceel, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], is de ambts-woning voor de burgemeester gebouwd. De ambtswoning met bijbe-horende tuin is aan de elkaar opvolgende burgemeesters ver-huurd. In dit geding is komen vast te staan (onder meer op grond van verklaringen van de eerste bewoner van de ambtswo-ning, oud-burgemeester [..]) dat het litigieuze stuk grond - anders dan de Gemeente steeds had betoogd - geen deel heeft uitgemaakt van de bij de ambtswoning behorende tuin.
Het stuk grond is tezamen met de rest van het achterste gedeelte van het perceel [adres] door de Gemeente in 1982 in gebruik gegeven aan [..], de zoon van [de oud-burgemeester] die toen de ambtswoning bewoonde. (Daarvoor was het achterste gedeelte van het perceel [adres] kennelijk door de Gemeentebestemd als speelveldje.) [De zoon van de oud-burgemeester] heeft het litigieuze stuk grond in (onder)gebruik gegeven aan [de buurman van de burgemeester], eigenaar van het aangrenzende perceel [adres] dat schuin achter de ambtswoning ligt; het andere deel richtte hij in als biologische tuin. [de buurman van de burgemeester] richtte het liti-gieuze stuk grond als moestuin in.
Toen [de zoon van de oud-burgemeester] in september 1991 aan de Gemeente berichtte het gebruik van de grond te beëindigen, heeft [de buurman van de burgemeester] besprekingen met de Gemeente gevoerd. De Gemeente heeft het verzoek van [de buurman van de burgemeester] om de grond te mogen kopen afgewezen. Zij heeft het litigieuze stuk grond - bij besluit van 22 oktober 1991 - aan [de buurman van de burgemeester] in gebruik gegeven tegen betaling van f 25,- per jaar. Daarbij werden de "Voorwaarden Gebruik Gemeente-grond" van toepassing verklaard, onder meer inhoudende dat het gebruik te allen tijde door de Gemeente kan worden opgezegd zonder dat de gebruiker enig recht op schadevergoeding kan doen gelden. Bij brief van 4 november 1991 heeft [de buurman van de burgemeester] aan de Gemeente bericht:
" (...) Ik kan mij met deze ingebruikname verenigen omdat Uw voorzitter (mijns inziens terecht) sprak van een persoonlijk gebruiksrecht van de betreffende grond. Zulks houdt - sameng-evat gezegd - in dat het gebruik van de grond gekoppeld wordt aan eventuele verkoop van de grond door de gemeente dan wel door ondergetekende. Dat houdt dus in dat bij eventuele ver-koop van de ambtswoning van de burgemeester dan wel mijn woning geen rechten bestaan op de door mij te gebruiken grond.(...)"
In een reactie op deze brief heeft de Gemeente bij brief van 10 februari 1992 aan [de buurman van de burgemeester] doen weten:
"(.....) De ligging van het aan U in gebruik gegeven perceel zal, zoals U dit reeds zelf aangeeft, niet snel leiden tot een opzegging. Verkoop van de ambtswoning van onze Voorzitter of Uw pand zal wellicht de enige aanleiding daartoe vormen.
Dit neemt echter niet weg, dat ook andere omstandigheden B het niet handelen in overeenstemming met de gestelde gebruiksvoor-waarden -, zoals bijvoorbeeld grove verwaarlozing van het gemeenteperceel, kan leiden tot een opzegging. Zolang echter in overeenstemming met die gebruiksvoorwaarden wordt gehandeld is er voor ons geen aanleiding een abrupte beëindiging van het gebruik te bevorderen. Wij hopen dat het bovenstaande U vol-doende vertrouwen biedt in een voortzetting van het gebruik van de grond. (...)"
[De buurman van de burgemeester] en zijn gezin (de erven) hebben het litigieuze stuk grond vervolgens ingericht als siertuin die één geheel vormt met de tuin van het (inmiddels aan de erven [de buurman van de burgemeester] in eigendom toebehorende) perceel [adres]. De Gemeente was hiermee bekend. De siertuin is feitelijk van de tuin van de ambtswoning gescheiden door middel van een inmiddels manshoge meidoornhaag, die ongeveer dertig jaar geleden door de Gemeen-te is geplant.
[de buurman van de burgemeester] is in april 1993 door een verkeersongeval om het leven gekomen; de erven hebben het gebruik van het litigieuze stuk grond voortgezet.
De Gemeente heeft de gebruiksovereenkomst vier keer opgezegd. De eerste opzegging, ingaande 1 april 1994, ge-schiedde bij brief van 18 maart 1994. Bij brief van 30 maart 1994 heeft de Gemeente het gebruik van bedoelde grond met ingang van 1 juli 1994 opgezegd "in verband met onze plannen tot verkoop van de ambtswoning en mede uit een oogpunt van privacy". Bij brief van 31 mei 1995 is het gebruik voor de derde maal opgezegd, thans met ingang van 30 september 1995 "zulks omdat de bewoner van de ambtswoning daar uitdrukkelijk om verzocht heeft en de bestaande toestand door hem in hoge mate als inbreuk op zijn privacy wordt ervaren B hetgeen ook de aanleiding vormde voor de opzegging d.d. 18.3.1994 - en de Gemeente Echt hem het vrije en ongestoorde genot van de ambts-woning en de daarbij behorende tuin dient te verschaffen." De erven [de buurman van de burgemeester] hebben niet ingestemd met beëindiging van het gebruik en zij hebben de grond dan ook niet ontruimd. Op 6 juli 1995 heeft de Gemeente het perceel [nummer] met daarop de ambtswoning verkocht aan haar burgemeester, burgemeester Schaftenaar. Tot eigendomsoverdracht heeft deze koopovereenk-omst niet geleid. Kort daarop is - bij brief van 14 juli 1995 - de opzegging van de gebruiksovereenkomst herhaald, ditmaal ingaande 30 september 1995. De erven [de buurman van de burgemeester] hebben volhard in hun weigering tot ontruiming.
Daarop heeft de Gemeente bij dit geding inleidende dag-vaarding van 26 juli 1995 gevorderd de erven [de buurman van de burgemeester] te veroor-delen tot ontruiming van het litigieuze stukje grond.
Op 1 april 1996 hebben de Gemeente en haar burgemeester een nieuwe koopovereenkomst gesloten met betrekking tot per-ceel [nummer]. Ditmaal was het verkochte gesplitst in twee gedeel-ten, te weten:
A. de ambtswoning met bijbehorende grond ter grootte van 1980 m2 (koopsom f. 390.000,-) en
B. het nog bij de erven [de buurman van de burgemeester] in gebruik zijnde stuk grond ter grootte van 247 m2 (koopsom f. 20.000,-).
Het eerste gedeelte (ambtswoning met tuin) is bij notariële akte van 9 mei 1996 aan de burgemeester in eigendom overgedra-gen. De Gemeente en haar burgemeester zijn overeengekomen dat het tweede gedeelte (de bij de erven [de buurman van de burgemeester] in gebruik zijnde grond) pas in eigendom zal worden overgedragen nadat dit stuk grond daadwerkelijk zal zijn ontruimd.