ECLI:NL:PHR:2000:AA4727
Parket bij de Hoge Raad
- P. de Vries Lentsch - Kostense
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij aanrijding met geestelijk gehandicapte voetganger
In deze zaak gaat het om een aanrijding die plaatsvond op 16 mei 1992, waarbij de bestuurder [bestuurder] een voetganger [voetganger] aanreed op de Goesestraatweg. De voetganger, die zich op het midden van de rijbaan bevond, was gekleed in donkere kleding en had kort voor de aanrijding een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis verlaten. De bestuurder voerde dimlicht en reed met een snelheid van 80 km per uur, de maximumsnelheid ter plaatse. De verzekeraar van de voetganger, OZ Zorgverzekeringen, vorderde op basis van artikel 83b Ziekenfondswet de helft van de door haar aan de voetganger vergoede kosten van geneeskundige behandeling van de bestuurder, stellende dat deze aansprakelijk was op grond van artikel 31 WVW (oud). De bestuurder beriep zich op overmacht en voerde aan dat zijn schuld in het niet viel bij die van de voetganger.
De Rechtbank te Breda oordeelde dat de bestuurder zich terecht op overmacht kon beroepen, en dit oordeel werd door het Hof te 's-Hertogenbosch onderschreven. Het Hof stelde dat een beroep op overmacht slechts kan worden gehonoreerd indien aan de bestuurder geen enkel verwijt kan worden gemaakt ter zake van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. Het Hof concludeerde dat de bestuurder geen enkel verwijt trof, omdat het gedrag van de voetganger zo onwaarschijnlijk was dat de bestuurder daar in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de bestuurder niet kon worden verweten dat hij met een snelheid van 80 km per uur reed, en dat het voeren van dimlicht gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden.
De Hoge Raad concludeerde dat de vordering van OZ Zorgverzekeringen niet kon worden toegewezen, omdat de bestuurder niet aansprakelijk was voor de schade die de voetganger had geleden. De zaak benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheid in verkeerssituaties, vooral wanneer het gaat om kwetsbare verkeersdeelnemers zoals geestelijk gehandicapten. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van overmacht in het verkeersrecht en de beoordeling van verwijtbaarheid in dergelijke gevallen.