ECLI:NL:PHR:1999:ZD3918
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over valsheid in geschrift door rechtspersoon en de toepassing van douanerechten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij verzoekster, een rechtspersoon, werd beschuldigd van meermalen gepleegde valsheid in geschrift. De zaak is ontstaan uit een strafvervolging die voortvloeide uit het gebruik van valse T2-documenten voor de invoer van schapen uit Polen. De verdediging voerde aan dat de rechtspersoon [A] B.V. niet bestond en dat verzoekster niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de daden van deze rechtspersoon. De Hoge Raad oordeelde dat de maatschappelijke realiteit bepalend is voor de vereenzelviging van rechtspersonen en dat verzoekster aansprakelijk kon worden gesteld voor de daden van [A] B.V. De Hoge Raad concludeerde dat het hof zijn keuze uit de tenlastegelegde alternatieven voldoende had gemotiveerd en dat de redelijke termijn in de procedure niet was overschreden. De Hoge Raad vernietigde echter de strafoplegging van het hof, omdat het hof niet had vastgesteld dat verzoekster zich in andere gevallen had verrijkt door valsheid in geschrift te plegen. De zaak werd terugverwezen naar een aangrenzend gerechtshof voor herbeoordeling van de straf.