Conclusie
eerste middelbehelst de klacht dat het hof het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging op ontoereikende gronden heeft verworpen. [1]
’in de betekenis die’’ - aldus het hof – ‘’daaraan tot dusverre doorgaans is gehecht: namelijk een opsporingsambtenaar of een door het OM en/of de politie ingeschakelde burger, die meestal onder dekmantel van een aangenomen, valse identiteit, in het criminele circuit is binnengedrongen en daar activiteiten verrichten, door aan strafbare feiten deel te nemen dan wel deze te sturen.’’
bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.’’
tweede middelbehelst de klacht dat het hof het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vervolging op ontoereikende gronden heeft verworpen. [16]
derde middelwordt erover geklaagd dat het hof niet heeft gerespondeerd op het verweer dat verzoeker is afgeperst teneinde het begunstigde bedrijf te bevoordelen.
vierde middelbetreft de tot bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 1]. (bewijsmiddelen 4, 5 en 6). Deze verklaringen zou [betrokkene 1]., die volgens de pleitnota (blz. 61) naar het buitenland was gevlucht, na terugkeer hebben afgelegd ‘’nadat het O.M. hem garandeert dat hij niet zal worden opgesloten’’.
vijfde middelbehelst de klacht dat het hof een verklaring van [betrokkene 1] tot het bewijs heeft gebezigd (bewijsmiddel 4), terwijl die verklaring een mening, gissing of gevolgtrekking bevat.
zesde middelbetreft 's hofs verwerping van het verweer dat de Dienst Recherchesamenwerking Nederlandse Antillen en Aruba (DRSNA) bij gebreke van een wettelijke basis en toezicht door de bevoegde autoriteiten geen opsporingsactiviteiten had mogen ontplooien.
zevende middelwordt betoogd dat het beginsel van equality of arms is geschonden doordat het hof bij de behandeling van de zaak in hoger beroep aan de procureur-generaal heeft toegestaan te verwijzen naar zijn in eerste aanleg overgelegde requisitoir, terwijl ‘’voor het voeren van een verweer verwijzing naar zijn in eerste aanleg overgelegde pleitnotitie door een raadsman niet voldoende wordt geacht’’.