Voetnoten
1.Overeenkomstig het verzoekschrift, zoals ter mondelinge behandeling voor het hof door de curator verduidelijkt; vgl. bestreden beschikking, ro. 3.1.
2.Het middel inzake Beheer vermeldt (op p. 3, bovenaan) drie additionele vindplaatsen. Voorts is aldaar aan de tweede alinea van de toelichting op het tweede onderdeel een regel toegevoegd.
3.Zie ro, 3.2 van de bestreden beschikking.
4.Zie het petitum van het verzoekschrift; vgl. ook ro. 3.1 van de bestreden beschikking.
5.Vgl. pleitnota curator nrs. 5-9, p. 3 e.v.
6.Zie ro. 3.2 van de bestreden beschikking.
7.Verweerschrift nrs. 2 en 3, p. 2 e.v., pleitnota raadsman vennootschappen (eerste deel) nrs. 1 en 3, p. 2 en 5.
8.Verweerschrift nr. 6, p. 6 pleitnota (eerste deel) nr. 4, p. 5.
9.Verweerschrift nr. 1.4, p. 2, vgl. pleitnota (tweede deel).
10.Pleitnota curator nrs. 10-12, p. 5 en nr.48, p. 17.
11.Vgl. ro. 3.5; de ondernemingskamer achtte de curator niet-ontvankelijk voor zover hij het verzoek had ingesteld in zijn hoedanigheid van curator van de werkmaatschappijen.
12.Zie ro. 3.1.
13.Beschikking van 20 november 1997, NJ 1998, 613, JOR 1998, 25, besproken door E.E.O. Vroom in V & O, 1998, p.23.
14.Vgl. pleitnota raadsman vennootschappen tweede deel.
15.Zie hiervóór, § 1.3.
16.Verweerschrift van de raadsman van de curator in cassatie, § 4.2., p. 3.
17.Asser/Maeijer, 2-III (1994), nr. 556; S.C.J.J. Kortmann, De curator, de bewindvoerder en de organen van de vennootschap en onderneming, Preadv. Ver. Handelsrecht 1993, nr. 3.2, p. 106 e.v.; S.C.J.J. Kortmann, De positie van de vennootschapsorganen, de ondernemingsraad en de curator tijdens faillissement, in: Maeijer-bundel (1988), p. 104
18.M. Polak/N.J. Polak, Faillissement en surséance van betaling (1972), p. 110 e.v.; N.J. Polak/C.L. polak, faillissement, 1997, p. 75 e.v.
19.Kortmann, De curator, de bewindvoerder en de organen van de vennootschap en onderneming, Preadv. Ver. Handelsrecht 1993, nr. 4, p. 110; Polak/Polak, Faillissement en surséance van betaling (19720, p. 220; Polak/Polak, Faillissement, 1975, p. 155.
20.E.M. Meijers, noot onder H.R. 12 januari 1934, NJ 1934, p. 1565.
21.Sanders/Westbroek/Bruijn/Storm, BV en NV, 1988, p. 275.
22.In de m.v.t. bij het ontwerp-Fw is de vertegenwoordigingsleer verdedigd en Molengraaff heeft zich ook in zijn handboek De Faillissementswet verklaard in die zin uitgesproken. Zie voorts c.o.m. (p.-g. Tak) voor HJ 12 jan 1934 en dit arrest (zie hiervóór, noot 20). Later is men daar anders over gaan denken. Zie voor een en ander Polak/Polak, Faillissement en surséance van betaling, 1972, p. 217 e.v. Zie voorts Kortmann, preadv. (hiervóór, noot 19), p. 110-113. Wachter (noot onder HR 14 januari 1983, NJ 1983, 597 – (Peeters/Gatzen) schaaft zich echter achter de vertegenwoordigingsgedachte, stellend dat tak de spijker op de kop sloeg. Zie n.a.v. laatstbedoeld arrest voorts: H.C.F. Schoordijk, in: Goed en trouw (Van der Grinten-bundel), 1984, 531 e.v.
23.Vgl. ook (in een andere casuspositie) HR 6 oktober 1993, NJ 1993, 300, m.nt. J.M.M. Maeijer.
24.De curator heeft zich met betrekking tot dit verzoek overigens gerefereerd aan het oordeel van het hof, vgl. zijn pleitnota voor het hof, nr.2. p. 1.
25.Verweerschrift namens de curator in de door mij als 69-II aangeduide zaak, nrs. 6-6.3.
26.Vgl. HR 15 januari 1997, NJ 1997, 368, m.nt. J.M. Maeijer.