Conclusie
Korte beschrijving van de zaak
ro. 3.1 overwogen:
Bespreking van middel I
Bespreking van middel II
Bespreking van middel III
Conclusie
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van (voormalige) bestuurders en commissarissen van de gefailleerde vennootschap [A] N.V. voor de kosten van een enquête die is gehouden naar aanleiding van wanbeleid. De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft op 2 januari 1992 het verzoek tot het houden van de enquête toegewezen. De Hoge Raad heeft het tegen deze beschikking ingestelde cassatieberoep verworpen op 6 oktober 1993. De curator in het faillissement van [A] heeft verzocht om de kosten van het onderzoek te verhalen op vijfentwintig met name genoemde personen die bestuurder of commissaris zijn geweest van [A] in de periode voorafgaand aan het faillissement. De curator stelde dat deze functionarissen zich in dienst hadden gesteld van de meerderheidsaandeelhouder en de belangen van de vennootschap en derden ondergeschikt hadden gemaakt aan die van de aandeelhouder. De ondernemingskamer oordeelde dat het wanbeleid zo omvangrijk was dat alle betrokkenen daarvan wisten of hadden moeten weten. De Hoge Raad heeft in cassatie de aansprakelijkheid van de betrokkenen bevestigd, waarbij het hof heeft overwogen dat de curator voldoende bewijs had geleverd voor de aansprakelijkheid van de bestuurders en commissarissen voor de enquêtekosten. De zaak behandelt ook de vraag of de betrokkenen zich voldoende kritisch hebben opgesteld en of zij recht hebben op disculpatie. De Hoge Raad concludeert dat de ondernemingskamer de aansprakelijkheid op juiste gronden heeft vastgesteld en dat de betrokkenen niet hebben aangetoond dat zij zich voldoende kritisch hebben opgesteld.