Voetnoten
1.Tevens heeft hij bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een kort geding doen aanspannen tegen de Staat. Bij vonnis van 11 maart 1998 heeft de fungerend-president de Staat bevolen de voorgenomen openbare verkoop (die op 12 maart 1998 zou plaatsvinden) op te schorten totdat op het ingediende klaagschrift zou zijn beslist. Navraag bij het hof leerde dat de behandeling van het hoger beroep van de Staat tegen dit vonnis op de rol van 28 januari a.s. staat.
2.Art. 103-oud; thans art. 552a lid 1 Sv. De wetsgeschiedenis geeft overigens geen opheldering omtrent de reikwijdte van de term ‘gebruik’.
3.Zie de EVRM-rechtspraak die is vermeld in Frowein/Peukert, Europäische MensenRechtsKonvention, 2e druk, blz. 819 ev; zie ook Schokkenbroek, Toetsing aan de vrijheidsrechten van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, blz. 423 ev, alsmede Vervaele, Strafbare rechtsschendingen en het aantasten van vermogensrechten. ‘In rem’- procedures en de moeizame EVRM-jurisprudentie. In: Er is meer (Swartbundel), blz. 77 ev.
4.Zie in dit verband ook HR DD 98.239 waarin art. 116 Sv aldus is uitgelegd dat het OM slechts dan mag gelasten dat met een inbeslaggenomen voorwerp zal worden gehandeld als ware het verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer, indien de beslagene heeft verklaard dat het voorwerp aan hem toebehoort en hij daarvan afstand heeft gedaan.
5.Aldus MvT bij de Profijtontnemingswet, Kamerstukken II 1989-1990, 21 504, nr. 3, blz. 44.
6.Art. 552c Sv alsmede MvT bij de Profijtontnemingswet, blz. 45.
7.Zie o.m. HR NJ 1960, 483 en NJ 1981, 401.
8.Zie bijv. President Rechtbank Arnhem 10 november 1997, KG 1997, 387. Veel problemen kunnen overigens worden voorkomen indien over de vervreemding overleg wordt gevoerd met de beslagene, bijv. met het oog op diens toestemming tot onderhandse verkoop, aldus Wöretshofer, Bewaring, beheer, en verkoop van inbeslaggenomen voorwerpen, in: Ontneming van voordeel in het strafrecht, blz. 150. Hij stelt echter ook vast dat de Ontnemingsrichtlijn van het OM (d.d. 1 oktober 1997; vervallen bij de inwerkingtreding op 15 september 1998 van de Richtlijn voor strafvordering bij ontneming d.d. 7 juli 1998, Stcrt. 1998, 164) daar – ten onrechte – niet in voorziet.
9.HR NJ 1991, 823 nt C.
10.Het arrest waarop de raadsman zich beroept is in NJ 1989 te vinden onder nr. 598 en niet onder nr. 298.
11.Art. 117 lid 4 Sv, tenzij er geen verkoopprijs is omdat het voorwerp niet om baat is vervreemd (art. 134 lid 2 sub c Sv).
12.Tijdens een lopend gerechtelijk vooronderzoek moet alleen de R-C worden ingelicht, aldus art. 117a Sv.
13.Blz. 8 en 9; zie ook Wöretshofer, a.w., blz. 150.