ECLI:NL:PHR:1999:AA3836
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hartkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aansprakelijkheid van de directeur van een failliete vennootschap en bewijsvoering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de directeur van een failliete vennootschap tegen een arrest van het gerechtshof. De directeur was eerder als bestuurder verantwoordelijk voor het beheer van de vennootschap, die op 20 juni 1991 in staat van faillissement werd verklaard. De curator had vorderingen ingesteld tegen de directeur, waaronder een bedrag dat de directeur zou hebben verduisterd en een bedrag dat verband hield met de verkoop van aandelen. De rechtbank had in eerdere vonnissen de vorderingen van de curator toegewezen, maar de directeur stelde dat hij niet aansprakelijk was voor de verduistering en dat de curator niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.
Het gerechtshof bekrachtigde de eerdere vonnissen, maar de directeur ging in cassatie. De Hoge Raad moest zich buigen over de vraag of de directeur aansprakelijk was voor de verduistering en of de bewijslast correct was toegewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de directeur in beginsel aansprakelijk was voor het verdwenen kasgeld, maar dat de curator de bewijslast had om de verduistering te bewijzen. De Hoge Raad concludeerde dat het hof de bewijslast onjuist had toegewezen en dat de directeur niet onterecht was aangesproken op zijn aansprakelijkheid zonder dat de curator zijn claims had bewezen.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in aansprakelijkheidskwesties, vooral in faillissementszaken, en de rol van de bewijslast in dergelijke geschillen.