ECLI:NL:PHR:1999:AA2617
Parket bij de Hoge Raad
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Vliet
- Hammerstein
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en kettingbeding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1989, bedroeg aanvankelijk f 619.345,--, maar werd na bezwaar door de Inspecteur ambtshalve verminderd tot f 519.350,--. B.V. X ging in beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, maar deze uitspraak werd door de Hoge Raad vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te Arnhem oordeelde dat de woningen van belanghebbende en die van A B.V. niet soortgelijk waren, omdat er voor de laatste een kettingbeding bestond en voor de eerste niet. Het Hof oordeelde dat niet was komen vast te staan dat er voor het project van belanghebbende een verplichting tot verhuur gold, en dat het ontbreken van een schriftelijk vastgelegd kettingbeding niet automatisch betekent dat er geen verplichting tot verhuur bestond. B.V. X stelde dat er wel degelijk een kettingbeding was, maar het Hof verwierp deze stellingen.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van B.V. X verworpen, waarbij het Hof's oordeel dat er geen verplichting tot verhuur bestond, werd bevestigd. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 10 november 1999 vastgesteld en openbaar uitgesproken.