Conclusie
Feiten
Verloop procedure
Bespreking van het cassatiemiddel
onderdelen 5 tot en met 8klagen over ro. 4.5 van de bestreden beschikking. Uit het slot van deze overweging blijkt dat deze betrekking heeft op de eerste appelgrief.
langerzouden voldoen aan de wettelijke maatstaf van behoefte impliceert immers dat deze bij de vaststelling daaraan wèl zouden hebben voldaan, hetgeen dus niet het geval is.’’
onderdelen 5 en 6klagen over het oordeel van het hof in het onderhavige geval, wat de behoefte van de kinderen betreft, geen wijziging van de kinderalimentatie kan vragen op grond van artikel 1:401, lid 1, BW.
onderdeel 5is dat oordeel onbegrijpelijk omdat het hof niet heeft vastgesteld of en in hoeverre partijen in het convenant van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken. Ook al staat vast dat een deel van de kinderalimentatie voor de vrouw bestemd is, is daarmee nog niet gezegd welk gedeelte dit is. Er blijkt dus evenmin of het resterende, voor de kinderen bedoelde, deel aan de wettelijke maatstaven beantwoordt.
Onderdeel 6klaagt, voor zover ‘’het hof heeft geoordeeld dat wanneer partijen bij een overeenkomst bewust afwijken van de wettelijke maatstaven voor kinderalimentatie, zulks in de weg staat aan een wijziging op grond van art. 1:401 BW’’, deze beslissing rechtens onjuist is.
Onderdeel 7acht dit oordeel van het hof onjuist of onvoldoende gemotiveerd, omdat het hof niet heeft vastgesteld of partijen de wettelijke maatstaven grovelijk miskend hebben. Het hof heeft ook niet onderzocht in hoeverre het partijen vrijstond om een van de wettelijke maatstaven afwijkende regeling te treffen.
te laagzouden hebben vastgesteld. Dat dit het geval is heeft de man in het onderhavige geding (begrijpelijkerwijs, gezien het feit dat zijn vordering strekt tot het op nihil stellen, althans verlagen, van de alimentatie) niet aangevoerd. In tegendeel:
Onderdeel 8verwijt het hof niet te hebben onderzocht hoe groot op het moment van behandeling van de zaak de bij de kinderen bestaande behoefte aan alimentatie was.
onderdelen 9 tot en met 12hebben betrekking op het oordeel van het hof dat de man voldoende draagkracht heeft om ook in de toekomst de overeengekomen kinderalimentatie te blijven voldoen.
Onderdeel 9noemt een twaalftal grieven die betrekking hadden op diverse inkomsten en lasten van de man. Volgens het onderdeel had het hof (elk van) deze grieven moeten bespreken en moeten ingaan op het in de grief en zijn toelichting naar voren gebrachte. Verzuim van een en ander zou 's hofs beslissing onbegrijpelijk maken.
Onderdeel 10verwijt het hof dat het de man vereenzelvigd zou hebben met de vennootschap waarvan hij aandeelhouder is.
uitde vennootschap, maar met inkomsten
vande vennootschap, zulks ter bepaling van de redelijkheid van door de man als pensioenpremie te verrichten dotaties aan de b.v.
Onderdeel 11bouwt voort op onderdeel 10 en deelt het lot daarvan.
Onderdeel 12klaagt erover dat het hof er geen blijk van heeft gegeven de gewijzigde omstandigheden aan de kant van de man in zijn overwegingen te hebben betrokken. Onder meer zou het dan gaan om de nieuwe gezinssituatie van de man, de redenen van zijn verhuizing en het wegvallen van huuropbrengsten.
Conclusie