ECLI:NL:PHR:1998:46
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot schadevergoeding en vordering benadeelde partij in strafrechtelijke procedure
In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor fietsendiefstal en het wegnemen van geld uit een geldautomaat met behulp van de bankpas van een derde. De rechter heeft de verdachte opgelegd om 180 uren onbetaalde arbeid te verrichten en een schadevergoeding van f 1.987,- aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij. De advocaat van de verdachte, mr. B.A. Fijma, heeft cassatie aangetekend met twee middelen. Het hof had overwogen dat de vordering van de benadeelde partij moest worden toegewezen, maar heeft geen beslissing genomen op deze vordering. Dit leidde tot vragen over de motivering van de schadevergoeding en de rol van de benadeelde partij in het proces. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte ondeugdelijk zijn, omdat er geen verweer is gevoerd over de eigen schuld van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet verplicht was om de motivering van de schadevergoeding verder uit te diepen, en dat de bewezenverklaring van de diefstal met behulp van een valse sleutel voldoende is onderbouwd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het beroep van de verdachte zal worden verworpen.