ECLI:NL:PHR:1998:28
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. van der Meer
- P. de Vries
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en aftrekbare kosten bij drugshandel
In deze zaak gaat het om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugshandel. De verzoeker is door het gerechtshof te Leeuwarden veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van ƒ 40.457,32, subsidiair 81 dagen vervangende hechtenis. De verzoeker heeft cassatie ingesteld en stelt dat het hof ten onrechte de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de drugshandel niet in mindering heeft gebracht op het door hem genoten voordeel. Het hof heeft geoordeeld dat de kosten die de verzoeker heeft gemaakt, zoals verliezen door gefingeerde berovingen en afpersingen, niet als aftrekbare kosten kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de wetsgeschiedenis en het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, waarbij alleen kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict in aanmerking komen voor aftrek. De Hoge Raad bevestigt deze lijn van redeneren en stelt dat de waarde van inbeslaggenomen cocaïne ook niet in mindering kan worden gebracht op het voordeel, omdat deze geen voordeel heeft opgeleverd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de middelen van cassatie ondeugdelijk zijn en dat het beroep moet worden verworpen.