ECLI:NL:PHR:1998:2
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Dorst
- Rechtspraak.nl
Tweede aanvullende conclusie inzake verzetprocedure en dwangbevel in strafrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 1997 beslist dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van toepassing is op de verzetprocedure, maar dat de verzoekster zich niet kan beroepen op deze verdragsbepaling om haar standpunt te onderbouwen dat zij vanwege haar geringe draagkracht niet hoeft te voldoen aan de verplichting tot voorafgaande consignatie van het verschuldigde bedrag en de kosten, zoals vermeld in artikel 575 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster heeft inmiddels de vereiste zekerheid gesteld, waardoor het cassatieberoep in behandeling kan worden genomen.
In het dossier dat aan de Hoge Raad is gestuurd, ontbreken belangrijke stukken, zoals het dwangbevel en het bezwaarschrift. Deze stukken konden niet meer worden achterhaald bij het gerechtshof te Arnhem, maar het CJIB te Leeuwarden heeft afschriften kunnen verstrekken. Het hof heeft vastgesteld dat het dwangbevel is uitgevaardigd door de officier van justitie, en het lijkt te verwijzen naar een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem van 24 december 1993.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het gerechtshof te Arnhem verantwoordelijk was voor de tenuitvoerlegging van het arrest, en dat de officier van justitie te Leeuwarden niet de bevoegdheid heeft om dwangbevelen uit te vaardigen voor andere administratieve sancties dan die in de WAHV zijn bedoeld. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven, het verzet gegrond verklaard dient te worden, en het in consignatie gegeven bedrag moet worden gerestitueerd. De Procureur-Generaal stelt voor om de bestreden beschikking te vernietigen en het gerestitueerde bedrag aan de verzoekster terug te geven.