ECLI:NL:PHR:1997:ZK0235
Parket bij de Hoge Raad
- Fokkens
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van overtredingen en opzetvereisten in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 1997 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de verzoekster, die was veroordeeld door het gerechtshof te Amsterdam, in beroep ging. De verzoekster was veroordeeld tot twee maal een geldboete van tienduizend gulden wegens het medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. De zaak draait om de vraag of er sprake was van medeplegen en of de opzetvereisten voor het medeplegen van overtredingen correct waren toegepast. De Hoge Raad oordeelde dat voor medeplegen van overtredingen slechts opzet op de samenwerking vereist is, en niet opzet op de bestanddelen van het delict zelf. Dit betekent dat de stelling van de verzoekster dat er sprake moest zijn van dubbel opzet, niet juist was. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was en dat de verwerping van het beroep op afwezigheid van alle schuld door het hof niet onjuist was. De verzoekster had geen controle uitgeoefend op de geleverde goederen en had de zorg volledig overgelaten aan de verkoper en bemiddelaar. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor ambtshalve cassatie en wees het beroep af.