Conclusie
eerste middelkant zich ertegen dat het Hof de vordering niet heeft toegewezen op grond van art. 28 lid 3 Invorderingswet, dat zou voorzien in een gehoudenheid tot betaling van ‘’invorderingsrente’’. Het Hof zou deze bepaling ambtshalve hebben moeten toepassen door aanvulling van de rechtsgronden.
ontvanger. Daartegen staan voorzieningen open ingevolge de desbetreffende regels van de AWR (art. 30 IW). Of de brief van de
inspecteur, overgelegd als productie 16 bij de conclusie van antwoord, als zodanig kan gelden — zoals de Staat, die dit punt kennelijk over het hoofd heeft gezien, betoogt [10] — laat ik rusten, omdat een civiele procedure hier in elk geval de verkeerde weg is.
tweede middelis het piéce de résistance. Uw Raad zou het middel wellicht eenvoudig af
kunnendoen. Ik loop de verschillende stellingen langs, waarna word ingegaan op het middel zoals dat vermoedelijk moet worden verstaan.
primair gericht op een bestuurlijke heroverwegingvan de bestreden primaire beslissing. Mede op basis van de naar voren gebrachte bezwaren neemt het bestuursorgaan een nieuwe beslissing naar de stand van zaken van dat moment. De omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoet gekomen,
behoeft geenszins te betekenen dat het primaire besluit onrechtmatig was.’’ [15] (curs. van mij)
alleen bij vernietiging door de rechteraansprakelijkheid bestaat. Het zou evenwel te kort door de bocht zijn met een — altijd gevaarlijke — a contrario-redenering te volstaan.
geboden wasen niet berust op een beleidsmatig ander oordeel is het kenmerkende aspect van deze zaak gelegen. De inspecteur is de belanghebbende niet ‘’tegemoetgekomen’’. Ingevolge een uitspraak van Uw Raad
moesthij dat doen omdat het standpunt waarop de belastingdienst zich stelde is ontmaskerd als onjuist. [17] Er bestond tussen partijen geen verschil van inzicht over het feit dat de aanslag onjuist was geworden door het niet tijdig opleggen van een definitieve. Zie verder 2.35–2.41 hierna. [18]
hierniet aan de orde is; ik kom er bij de bespreking van het incidentele middel op terug — ook geldt wanneer een bezwaarschrift wordt ingetrokken omdat de overheid alsnog de gewenste beslissing neemt. Betoogd zou kunnen worden dat hier hetzelfde geldt: de zaak is niet voorgelegd aan de rechter en daarmee is de kous af. Immers kan de onrechtmatigheid niet meer worden vastgesteld
door de rechterdie daarover moet oordelen.
heeftde hoogste belastingrechter — zij het in een identiek geschil — een oordeel geveld. Er kan geen twijfel over bestaan hoe hij zou hebben geoordeeld in de voorliggende zaak. Het zou om de in 2.19 en 2.20 genoemde redenen m.i. minder doelmatig zijn om te verlangen dat toch nog een oordeel zou worden gevraagd
in deze zaak. Dat zou vragen naar de bekende weg zijn en zou de rechter nodeloos belasten. Er is geen reden te veronderstellen dat Uw Raad dat in situaties als de onderhavige om formele redenen noodzakelijk acht, zeker voor gevallen waarin de uitkomst van een beroepsprocedure tussen partijen in confesso is. [23]
steedsaansprakelijkheid mee zou moeten brengen. Ik volsta ermee die vraag ontkennend te beantwoorden voor gevallen waarin het louter gaat om een
beleidsmatig oordeel. [27] Waar de grens wordt overschreden is moeilijk in abstracto te zeggen, zodat ik mij van een oordeel daarover onthoud. [28] Over de hier besproken kwestie wordt verschillend gedacht. [29]
in de context van de verschuldigdheid ervanvermindering van een aanslag mede geldt als vernietiging. De uitspraak sluit aan, zo overwoog Uw Raad, bij de wetsgeschiedenis zoals aangehaald in de conclusie van mijn ambtgenoot Moltmaker.
civielrechtelijke aansprakelijkheid. Immers bestaat steeds de mogelijkheid dat vernietiging louter plaatsvindt op beleidsmatige gronden. Dan ligt aansprakelijkheid niet (in elk geval niet zonder meer) voor de hand.
invorderingsrentemoet worden betaald ligt dit mogelijk anders, nu
daarvoorhet enige criterium is of meer belasting is betaald dan ‘’formeel verschuldigd’’ is. Dat vloeit dan voort uit een specifieke, op dergelijke gevallen toegesneden, wettelijke regeling.
in de gegeven omstandighedende leer van de vernietigde beschikkingen niet heeft toegepast. Die klacht is met betrekking tot het tweede middel al aan de orde geweest en werd gegrond bevonden.
incidenteel cassatiemiddeldat is ingesteld onder de voorwaarde dat het principale middel slaagt. [34] Nu die voorwaarde is vervuld, moet op dit middel worden ingegaan.
in het geheel nietaangeeft waarom de parallel met de eerder door Uw Raad beslechte zaak niet
ten volleopgaat. Daarom zal het ervoor mogen worden gehouden dat beide zaken, ook naar het oordeel van de Staat, niet in hier relevant opzicht van elkaar verschillen. Dat ligt ook voor de hand, omdat in de gelijkenis kennelijk en begrijpelijkerwijs de oorzaak van de ambtshalve vermindering was gelegen. Bovendien: partijen hadden besloten te wachten op het oordeel van Uw Raad, juist omdat het een ‘’identieke’’ zaak betrof. [36]
gehoudenheidbestond. De Staat heeft het tegendeel begrijpelijkerwijs ook niet betoogd. De summiere motivering van de ambtshalve vermindering geeft duidelijk aan dat de inspecteur (met [eiser] ) tot de overtuiging was gekomen dat hij, gezien de uitspraak van Uw Raad, genoopt was tot terugbetaling. Zij luidt:
efficiënterechtsbescherming’’. [39] Sprake is van een voldoende gelijkenis met arresten Hot Air en Sint Oedenrode/Van Aarle. [40]