Conclusie
Feiten
Verloop procedure
Het arrest-Poot/ABP en zijn betekenis voor de onderhavige zaak
In beginsel [8] kunnen de aandeelhouders echter op grond van dit (aanvankelijk) voor hen ontstane nadeel niet een eigen vordering tot schadevergoeding tegen de bedoelde derde geldend maken. Het ligt op de weg van de vennootschap om ter bescherming van de belangen van allen die bij het in stand houden van haar vermogen belang hebben, van de derde schadevergoeding te vorderen; slaagt zij daarin, dan moet ook de met die schade corresponderende waardevermindering van de aandelen geacht worden ongedaan te zijn gemaakt. Zou de vennootschap het vorderen van schadevergoeding nalaten, dan behoeven de belanghebbenden daarin niet te berusten: het Nederlandse rechtsstelsel biedt dan voldoende mogelijkheden om het bestuur van de vennootschap tot het alsnog instellen van de vordering te nopen.
Bespreking van het cassatiemiddel
jegenshemheeft gehandeld door hetgeen aldaar onder a t/m e is genoemd [14] . Het heeft vervolgens beoordeeld of de aan de Rabobank verweten gedragingen zijn verricht jegens [eisers] of jegens het concern.
Onderdeel 2bestrijdt het oordeel van het hof in ro. 6 dat het onder druk zetten van [eisers] om akkoord te gaan met de surséance van betaling betrekking heeft op de relatie van de Rabobank met het [C]-concern. Deze gedraging betreft volgens het hof de surséance van dat concern en niet die van [eisers] privé.
Onderdeel 3is gericht tegen het oordeel van het hof in ro. 8 dat, voor zover [eisers] in privé zekerheden heeft gesteld voor het aan het [C]-concern verleende krediet, denkbaar is dat de bank een specifieke zorgvuldigheidsplicht heeft jegens [eisers], maar dat dit feit volgens het hof geen rol meer speelt, nu de bank, bij gelegenheid van de aandelenverkoop, [eisers] uit die zekerheden heeft ontslagen en hem niet ter zake heeft aangesproken.
bedrijfspanden.
Onderdeel 4is gericht tegen de tweede alinea (‘’Voorzover [eisers] in privé ...’’) van ro. 8.
Onderdeel 5klaagt er over dat het hof gezag van gewijsde toekent aan de uitspraak in de procedure van [eisers] tegen de FNV-bonden, hoewel geen sprake is van ‘’een ander geding tussen dezelfde partijen’’ als bedoeld in art. 67 Rv.
Onderdeel 6voert aan dat, voorzover het hof in de laatste zin van ro. 14 tot de conclusie komt dat in de procedure [eisers]/bonden is geoordeeld dat alleen die bonden aansprakelijk zijn voor de volledige schade als gevolg van de verkoop van de aandelen, zulks onbegrijpelijk is omdat dit in de arresten in die eerdere procedure niet te lezen is.
Onderdeel 7noemt de beslissing in ro. 16, in het licht van het in de onderdelen 1–4 gestelde, onjuist, althans onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd.
Slechts indien die waarde hoger zou zijn dan de waarde per augustus 1980, zou er reden kunnen zijn om de bank tot schadevergoeding te veroordelen’’ [23] acht ik, met het middel, onbegrijpelijk.
Conclusie