ECLI:NL:PHR:1997:28
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. van der Meer
- P. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek in strafzaak wegens dealen in harddrugs
In deze zaak heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 9 juni 1994 de aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en drie maanden wegens het dealen in harddrugs. Het cassatieberoep tegen dit arrest is op 20 juni 1995 verworpen. Namens de aanvrager heeft mr. J. Groen, advocaat te 's-Gravenhage, een herzieningsverzoek ingediend. Dit verzoek is gebaseerd op een novum, waarbij gesteld wordt dat de aanvrager waarschijnlijk zou zijn vrijgesproken indien het hof bekend was geweest met de inhoud van de thans overgelegde verklaringen van getuigen. Deze verklaringen zijn in tegenspraak met de eerdere verklaringen die door het hof als bewijs zijn gebruikt.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is gebaseerd op het feit dat de aanvrage niet aannemelijk maakt dat de getuigen op hun belastende verklaringen zijn teruggekomen. De getuigen hebben eerder al bij hun verhoor door de rechter-commissaris hun verklaringen herzien, en de redenen die zij nu opgeven voor het wijzigen van hun eerdere verklaringen worden als onaannemelijk beschouwd. Bovendien is er geen grond om aan te nemen dat de eerdere verklaringen onjuist zijn, waardoor er geen sprake is van een omstandigheid in de zin van artikel 457 lid 1 sub 2° van het Wetboek van Strafvordering.
De Procureur-Generaal concludeert dat de aanvrage tot herziening niet kan worden toegewezen, omdat de aanvrager niet voldoet aan de eisen die aan een herzieningsverzoek worden gesteld. De zaak illustreert de strikte voorwaarden waaronder herziening van een strafzaak mogelijk is, en benadrukt het belang van consistente getuigenverklaringen in het strafrechtelijke proces.