ECLI:NL:PHR:1997:23
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Wettelijke gevolgen van het niet tijdig verwijderen van een wielklem na betaling van parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om de vraag of de kosten van een wielklem in rekening kunnen worden gebracht aan een automobilist die zijn parkeerbelasting heeft betaald, maar waarbij de wielklem niet tijdig is verwijderd. De belanghebbende parkeerde zijn auto op 17 februari 1995 zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Na het opleggen van een naheffingsaanslag werd er een wielklem aan zijn auto aangebracht. De belanghebbende betaalde de verschuldigde belasting en de kosten van de naheffingsaanslag om 18.37 uur, maar de wielklem werd pas om 20.10 uur verwijderd. De Directeur van de dienst Parkeerbeheer handhaafde de beschikking voor de kosten van de wielklem, maar het Hof vernietigde deze beschikking, oordelend dat de gemeente niet tijdig had gehandeld. De Directeur ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
In cassatie werd betoogd dat het Hof onjuist had geoordeeld over de redelijkheid van de termijn voor het verwijderen van de wielklem. De Procureur-Generaal concludeerde dat de Directeur niet had aangetoond dat de organisatie van de gemeente zodanig was ingericht dat de wielklem binnen een redelijke termijn na betaling kon worden verwijderd. Het Hof had geoordeeld dat de gemeente de wielklem niet zo spoedig mogelijk had verwijderd, wat in strijd was met de wettelijke regeling. De conclusie was dat de kosten van het klemmen niet aan de belanghebbende in rekening konden worden gebracht, omdat de gemeente niet aan haar verplichtingen had voldaan.